Het hof blijft bij haar beslissing dat De Instuif alleen de werkelijke kosten voor elektriciteit en water aan de kaveleigenaren in rekening mag brengen, vermeerderd met een vergoeding voor het administratieve werk dat zij moet verrichten om deze kosten per kavel vast te stellen en in rekening te brengen bij de kaveleigenaren. De Instuif kan aan de hand van de meters bij iedere kavel vaststellen wat het elektriciteits- en waterverbruik is en dit verbruik aan de hand van de tarieven die Nuon/Vattenfall (Nuon) en Vitens bij haar in rekening hebben gebracht, doorberekenen aan kaveleigenaren. Vaste bedragen die Nuon/Vattenfall, mede namens Liander, en Vitens bij De Instuif in rekening brengen, worden in gelijke delen doorbelast aan de kaveleigenaren. [de kaveleigenaar] heeft in nr. 13 van haar antwoordakte met een verwijzing naar een door De Instuif opgestelde overzicht (productie 9 bij H12-formulier van 9 november 2020) gesteld dat er 51 kavels op het park zijn. Dit betekent dat deze vaste of forfaitaire kosten in gelijke delen aan de 51 kaveleigenaren worden doorberekend. Datzelfde geldt voor de belastingen en heffingen die aan De Instuif in rekening worden gebracht. Ook deze moeten in 51 gelijke delen in rekening gebracht worden bij de kaveleigenaren. Het gaat dan om de energiebelasting (inclusief opslag duurzame energie), de zuiveringsheffing, de OZB voor de wegen en paden van het park, de watersysteemheffing en de reinigingsrechten. Het hof benadrukt voor de goede orde dat het dus voor wat betreft de kosten voor het elektriciteits- en waterverbruik en de hiervoor genoemde belastingen en heffingen steeds gaat om de bedragen die op de facturen vermeld staan die De Instuif ontvangt.
∙ De kavels waarop de wegen en paden zich bevinden staan op naam van [geïntimeerde2 (vennoot1)] , zodat de OZB bij hem wordt geheven. Omdat deze kavels ten dienste staan van het park, is het redelijk dat de gehele OZB, zowel gebruikers- als eigenaarsdeel, wordt omgeslagen over de kaveleigenaren. Omgekeerd hoeft [geïntimeerde2 (vennoot1)] voor deze kavels om dezelfde reden niet te delen in de omslag van belastingen/heffingen.
∙ Omdat De Instuif geen kavel in eigendom heeft, hoeft zij niet in de omslag van de OZB en andere belastingen/heffingen te delen.
∙ Omdat deze belasting (OZB) slechts wordt doorbelast aan de individuele kaveleigenaren, behoeft over deze doorbelasting geen btw te worden geheven. Dit laatste geldt ook voor de zuiveringsheffing en eventuele andere belastingen/heffingen.
∙ De Instuif is verder gerechtigd de watersysteemheffing in de omslag te betrekken. [geïntimeerde2 (vennoot1)] wordt voor deze belasting aangeslagen als eigenaar van de percelen, waarop de wegen en paden zijn gelegen. Het is redelijk dat deze belasting wordt doorbelast aan de kaveleigenaren. Aangezien de omslag gering is (in 2017 (afgerond) € 0,27 per kaveleigenaar per jaar) lijkt het vooralsnog niet zinnig er een punt van te maken dat op de in de aanslag betrokken kavels ook huisjes staan waarvan [geïntimeerde2 (vennoot1)] eigenaar is. Het hof spoort De Instuif aan dit punt aan te passen, zodat deze huisjes niet meer in de aanslag worden betrokken.
∙ De Instuif heeft aan de hand van de voorlopige aanslag zuiveringsheffing van 15 februari 2017 (overgelegd bij productie 17 bij akte van 4 mei 2021) de omslag uitgerekend. Noch voor [de kaveleigenaar] noch voor het hof is deze berekening te volgen. Het hof stelt voor dat [de kaveleigenaar] , alvorens haar akte te nemen, De Instuif vraagt hoe deze de omslag heeft berekend, op welke toelichting [de kaveleigenaar] in haar akte desgewenst kan ingaan. [de kaveleigenaar] voert aan dat De Instuif voorlopige aanslagen heeft overgelegd en dat zij de definitieve aanslagen heeft opgevraagd en dat die leiden tot een lagere omslag. Het hof nodigt [de kaveleigenaar] uit deze definitieve aanslagen over te leggen en haar berekeningen in productie 22e voor het hof iets aanschouwelijker te maken en daarbij uit te leggen wat de afkorting “LB” betekent.
∙ Als onvoldoende toegelicht zal de post “kosten infra/meters € 0,477” in regel 32 van het overzicht “Kostprijscalculatie water” (productie 13, bijlage sub e en f kostprijscalculatie, bij de akte van 4 mei 2021) niet worden toegewezen.
∙ De Instuif voert kosten van een storingsdienst op (regel k van het overzicht bij productie 13 bij de akte van 4 mei 2021). Dergelijke kosten moeten uit de parkbijdrage worden bestreden.
∙ Het door De Instuif berekende vastrecht voor water en elektriciteit (regels l en m van het overzicht bij productie 13 bij de akte van 4 mei 2021) is niet in overeenstemming met het hierboven geformuleerde uitgangspunt en kan niet op deze manier in de omslag worden betrokken.
∙ Als onvoldoende toegelicht zal de post “bij: intrest geïnvesteerd vermogen” van € 0,300 in regel 34 van het overzicht “Kostprijscalculatie water” (productie 13, bijlage sub e/f bij de akte van 4 mei 2021) daarom niet worden meegenomen.
∙ Als onvoldoende toegelicht zullen de posten “kosten electragebouw”, “kosten grondinfra/kasten/meters” en “bij: intrest (gem) geïnvesteerd vermogen” in de regels 11, 12 en 14 van het overzicht “Kostprijscalculatie Electra” niet worden meegenomen.