In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) in verband met de registratie van een in Duitsland gekochte auto. Belanghebbende had een bedrag van € 1.867 aan BPM voldaan, maar stelde dat dit bedrag te hoog was en dat de Inspecteur de hoorplicht had geschonden. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de digitale zitting op 22 juni 2021 zijn zowel de gemachtigde van belanghebbende als vertegenwoordigers van de Inspecteur verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur belanghebbende meerdere keren had uitgenodigd voor een hoorgesprek, maar dat deze uitnodigingen niet waren geaccepteerd. Het Hof oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat belanghebbende voldoende gelegenheid had gehad om zijn zienswijze kenbaar te maken.
Het Hof heeft ook de klachten van belanghebbende over het vooraf heffen van griffierechten en de heffingsmodaliteiten van BPM behandeld. Het Hof concludeerde dat het systeem van vooraf heffen van griffierechten niet in strijd is met het Unierecht en dat de hoogte van de griffierechten geen onoverkomelijk obstakel vormt voor de toegang tot de rechter. De verzoeken van belanghebbende om vermindering van de BPM en om vergoeding van immateriële schade werden afgewezen. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard, en bevestigde het Hof de uitspraak van de rechtbank.