ECLI:NL:HR:2022:137
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven namens [X] te [Z]. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juli 2021, met nummer 19/00827. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de juiste machtiging had overgelegd om het beroep in cassatie in te dienen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk te overleggen waaruit bleek dat hij gemachtigd was om het beroep in cassatie in te dienen. De overgelegde machtiging bleek echter niet voldoende te zijn, omdat deze niet het instellen van beroep in cassatie omvatte. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.