ECLI:NL:GHARL:2021:5683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
200.275.552
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en advisering door Spaar Select; beoordeling van verjaring en aansprakelijkheid van Dexia

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een particuliere belegger, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die door [geïntimeerde] is afgesloten met Dexia, waarbij de tussenpersoon Spaar Select betrokken was. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van eerdere vonnissen en heeft de procedure in hoger beroep voortgezet na een mondelinge behandeling op 25 maart 2021.

De centrale vraag in deze zaak was of de vordering van [geïntimeerde] was verjaard en of Dexia aansprakelijk was voor de schade die [geïntimeerde] had geleden als gevolg van de effectenleaseovereenkomst. Dexia voerde aan dat de vordering was verjaard, maar het hof oordeelde dat [geïntimeerde] tijdig had gereageerd op de schade en aansprakelijkheid. Het hof concludeerde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door [geïntimeerde] als cliënt te accepteren, terwijl Spaar Select geen vergunning had om beleggingsadviezen te geven.

Het hof oordeelde verder dat Dexia aansprakelijk was voor de schade die [geïntimeerde] had geleden, en dat de schadevergoeding volledig door Dexia moest worden vergoed. De vordering van [geïntimeerde] tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd echter afgewezen, omdat [geïntimeerde] zijn verweer hierover had ingetrokken. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Gelderland, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten, die werd vernietigd. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.275.552
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 6850163)
arrest van 8 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie, eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiser in conventie, verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 15 september 2020 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 maart 2021, met de daarin vermelde stukken,
- de akte van [geïntimeerde] ,
- de antwoordakte van Dexia.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het (bestreden) vonnis van rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 januari 2019. Daaraan voegt het hof het volgende toe.
2.2.
[geïntimeerde] en (de rechtsvoorganger van) Dexia hebben de navolgende effectenleaseovereenkomst gesloten en na de overeengekomen looptijd van 5 jaar beëindigd:
Nr.
Contractnr.
Naam overeenkomst
Aanvang
Betaald bij aanvang overeenkomst
Datum eind-
afrekening
Resultaat bij beëindiging overeenkomst
I
[nummer1]
Security Plus Effect
Vooruitbetaling
27-3-2002
€ 23.965,20
26-3-2007
- € 8.496,-
2.3.
Bij de totstandkoming van de overeenkomst was de tussenpersoon Spaar Select betrokken.
2.4.
[geïntimeerde] heeft gedurende de looptijd van de overeenkomst € 1.226,72 aan dividend ontvangen en een fiscaal voordeel genoten van in totaal € 1.445,40. [geïntimeerde] is geen restschuld verschuldigd geraakt, omdat in de overeenkomst door Dexia een garantie was verstrekt dat de verkoopopbrengst van de waarden minimaal gelijk zou zijn aan het aankoopbedrag. Het negatieve resultaat van € 8.496,- is derhalve niet door Dexia in rekening gebracht.
2.5.
Bij brief van 27 mei 2007 heeft Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) namens [geïntimeerde] aan Dexia onder meer bericht dat hij de overeenkomst vernietigt althans ontbindt op grond van onrechtmatige daad en Dexia gesommeerd alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen vermeerderd met wettelijke rente, terug te betalen. In 2009, 2012 en 2016 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] medegedeeld dat de vorderingen op Dexia worden gehandhaafd.

3.Het geschil en de beslissing bij de rechtbank

3.1.
[geïntimeerde] heeft in conventie een verklaring voor recht gevorderd dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem en/of toerekenbaar is tekortgeschoten en veroordeling van Dexia tot terugbetaling van al datgene dat hij onder de overeenkomst heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat Dexia aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] geleden hypotheekschade en verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd, alsook vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.
Dexia heeft de vorderingen van [geïntimeerde] bestreden en in reconventie – kort samengevat – gevorderd (voorwaardelijk) afgifte van een kopie van het procesdossier van Leaseproces, althans van het (de) intakeformulier(en) en voorts (onvoorwaardelijk) een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen, niet is vernietigd en niet bloot staat aan vernietiging, als ook dat [geïntimeerde] niet heeft blootgestaan aan het risico van een onaanvaardbaar zware financiële last en dat Dexia aan [geïntimeerde] niets meer verschuldigd is, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.3.
De kantonrechter heeft in conventie voor recht verklaard dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [geïntimeerde] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat Spaar Select hem niet alleen heeft aangebracht, maar ook persoonlijk heeft geadviseerd en daarvoor geen vergunning bezat. Daarnaast heeft zij Dexia veroordeeld om aan [geïntimeerde] de door hem betaalde inleg minus dividenduitkeringen en het fiscale voordeel ad € 1.455,40, vermeerderd met wettelijke rente te voldoen. Dexia is daarnaast veroordeeld tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 462,50. In reconventie heeft de kantonrechter alle vorderingen van Dexia afgewezen. Dexia is veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

omvang hoger beroep
4.1.
Dexia heeft tegen het vonnis van de kantonrechter zeven grieven aangevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling van 25 maart 2021 heeft Dexia verklaard haar eis in reconventie in te trekken. Zij berust daarmee in het vonnis in reconventie. De grieven in hoger beroep en de daarop voortbouwende vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis zijn derhalve uitsluitend gericht tegen het door de kantonrechter in conventie gewezen vonnis. [geïntimeerde] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 25 maart 2021 verklaard afstand te doen van zijn standpunten omtrent het belang van Dexia bij haar vorderingen en de voldoening van buitengerechtelijke kosten. Tegen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde verklaring voor recht ter zake de hypotheekschade is [geïntimeerde] niet in hoger beroep gekomen.
4.2.
De volgende geschilpunten liggen in hoger beroep nog voor:
- verjaring (grief I);
- de advisering door Spaar Select als cliëntenremisier (grieven II – IV);
- het handelen van Spaar Select als orderremisier (grief V);
- de buitengerechtelijke kostenveroordeling (grief VI);
- de proceskostenveroordeling (grief VII).
verjaring
4.3.
Bij pleidooi heeft Dexia aangevoerd het beroep op verjaring te handhaven met het oog op de bijzondere aard van de door [geïntimeerde] gesloten overeenkomst. Dexia wijst erop dat dit product niet in een restschuld kon eindigen, zodat Dexia haar waarschuwingsplicht niet heeft geschonden en de grondslag van de aansprakelijkheid daarom niet berust op schending van de bijzondere zorgplicht als aan de orde in het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2009, [1] maar (enkel) op schending van artikel 41 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999) als zelfstandige onrechtmatige daad. Dat brengt volgens Dexia mee dat de stuiting van de vordering van [geïntimeerde] niet binnen het beroep van de billijkheidscorrectie kan “meeliften” met de stuiting van de schending van de waarschuwingsplicht. Deze stellingen zijn door Dexia voor het eerst – voldoende duidelijk en concreet – tijdens het pleidooi in de procedure in hoger beroep ingenomen. Het hof vat de inhoud van de stellingen op als een nieuwe grief, die in de zin van de in artikel 347 Rv besloten liggende twee-conclusieregel te laat is opgeworpen. Het hof wijst erop dat de rechtbank in het bestreden vonnis uitdrukkelijk vermeldt (onder 6.5 en 6.12) dat de aansprakelijkheid van Dexia wordt gegrond op de schending van de op haar rustende tweeledige zorgplicht en concludeert dat niet is komen vast te staan dat Dexia [geïntimeerde] indringend heeft gewaarschuwd. Tegen deze oordelen heeft Dexia geen grief gericht. In de memorie van grieven onder 7 wordt het beroep van [geïntimeerde] op schending van artikel 41 NR 99 juist opgevat als een beroep op de billijkheidscorrectie en in de memorie van grieven onder 120-121 worden de kenmerken van het product uitsluitend behandeld met het oog op de vraag of Spaar Select [geïntimeerde] tot het aangaan de overeenkomst heeft bewogen door over dit product te adviseren en derhalve niet ter bestrijding van het oordeel dat Dexia jegens [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de op haar rustende waarschuwingsplicht. Voor zover voormeld bezwaar van Dexia moet worden beschouwd als voortbordurend op een of meer andere grieven en niet als een zelfstandige grief, is het hoe dan ook voor het eerst bij het pleidooi in hoger beroep voldoende duidelijk en concreet aangevoerd. Het hof acht dit in strijd met de goede procesorde. Het hof zal daarom niet ingaan op dit bezwaar.
4.4.
Het betoog van Dexia dat de vordering van [geïntimeerde] zou zijn verjaard, stuit hier op af. Nu schending van artikel 41 NR 1999 in dit geval beoordeeld moet worden in het kader van de bij het beroep op eigen schuld in acht te nemen billijkheidsafweging, is niet van belang of een zelfstandig beroep op deze schending (al dan niet) is verjaard. [2] Ook het betoog van Dexia dat het beroep van [geïntimeerde] op schending van de bijzondere zorgplicht is verjaard, faalt. Met de brief uit 2007 waarin Leaseproces namens [geïntimeerde] ook de onrechtmatige daad noemt als mogelijke grondslag, moet het voor Dexia duidelijk zijn geweest dat [geïntimeerde] Dexia aansprakelijk hield voor haar handelwijze met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst en op basis hiervan (ondubbelzinnig) schadevergoeding verlangde. Niet gebleken is bovendien dat [geïntimeerde] meer dan vijf jaar voor die datum bekend was met de schade en aansprakelijke persoon. In het licht van deze brief, mede beschouwd tegen de achtergrond van de Duisenberg-regeling en de daaropvolgende WCAM-procedure, waarin bij arrest van 25 januari 2007 de Duisenbergregeling door het hof Amsterdam verbindend werd verklaard, [3] moet het voor Dexia ook duidelijk zijn geweest dat [geïntimeerde] haar aansprakelijk hield voor het nadeel dat hij niet een zodanige (koers)winst realiseerde dat daaruit of daarmee de aflossing van de geleende aankoopsom van de effecten en de betaling van rente over de lening had kunnen worden gedaan of gecompenseerd en verdere kosten hadden kunnen worden bestreden. Het hof verwerpt op grond van het voorgaande het betoog van Dexia dat de brieven uit 2009, 2012 en 2016 onvoldoende specifiek waren om als stuitingsbrieven te worden aangemerkt. Het hof heeft meermalen in vergelijkbare zin geoordeeld en verwijst kortheidshalve naar deze rechtspraak. [4] Grief I faalt.
beroep op billijkheidscorrectie - advisering4.5. In de rechtspraak van de Hoge Raad is geoordeeld dat er reden is voor afwijking van het aanbod van Dexia tot afwikkeling van de door haar aan een afnemer toegebrachte schade conform het hofmodel in de situatie dat een cliëntenremisier zonder vergunning een (beleggings)advies aan de afnemer heeft verstrekt en Dexia hiervan wist dan wel behoorde te weten. [5] Deze afwijking vindt haar grondslag in een beroep op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, lid 1, slotzin, BW wegens schending van artikel 41 NR 1999. Volgens Dexia heeft de kantonrechter ten onrechte het beroep van [geïntimeerde] op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW aanvaard.
4.6.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van verboden advisering is dat de tussenpersoon een cliëntenremisier was en niet beschikte over een vergunning om (beleggings)adviezen te mogen geven. Tussen partijen staat vast dat Spaar Select geen vergunning had. Als maatstaf geldt voorts dat sprake moet zijn van een op de specifieke situatie van de particuliere belegger toegesneden advies. Dit moet worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Uit de arresten van dit hof van 3 november 2020 blijkt op welke wijze het hof invulling heeft gegeven aan dit toetsingskader. Naar deze arresten wordt verkort verwezen. [6]
4.7.
[geïntimeerde] heeft met betrekking tot de advisering aan hem door Spaar Select onder meer het volgende aangevoerd:
- [geïntimeerde] werd door Spaar Select ongevraagd telefonisch benaderd. De medewerker van Spaar Select stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van [geïntimeerde] door te nemen met een financieel adviseur van Spaar Select. [geïntimeerde] heeft hiermee ingestemd.
- Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur van Spaar Select, de heer [de medewerker van Spaar Select] (hierna: [de medewerker van Spaar Select] ), geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [geïntimeerde] . Met [de medewerker van Spaar Select] is gesproken over de wens van [geïntimeerde] om veilig vermogen op te bouwen om meer financiële ruimte te creëren. [geïntimeerde] was namelijk alleenverdiener, had een gezin met twee kinderen en destijds was er geen financiële ruimte om met het gezin op vakantie te gaan of om geld opzij te zetten voor de studie van de kinderen. [de medewerker van Spaar Select] adviseerde [geïntimeerde] om in zijn geval een Security Plus Effect van Dexia af te sluiten en de vooruitbetaling te financieren door de overwaarde op de woning op te nemen door middel van een nieuwe hypothecaire lening. Volgens de adviseur zou [geïntimeerde] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [geïntimeerde]
meer financiële ruimte zou realiseren. De adviseur hield [geïntimeerde] voor dat dit kon tegen zo goed als gelijke maandlasten, als die nu werden betaald. Hij zou één en ander op papier gaan zetten.
- [de medewerker van Spaar Select] heeft vervolgens een financieel plan met het opschrift “Tweede hypotheek” en “Financieel overzicht” opgesteld, waarin specifiek het Security Plus Effect product aan [geïntimeerde] werd geadviseerd. Dit plan heeft hij in een tweede gesprek toegelicht. In het persoonlijk financieel plan heeft [de medewerker van Spaar Select] toegelicht en op papier gezet op welke wijze kon worden bereikt dat de hypotheek werd verhoogd, terwijl de maandlasten slechts met
€ 1,85 zouden toenemen. [de medewerker van Spaar Select] adviseerde [geïntimeerde] om een extra hypotheek op te nemen van € 39.000,-. Van dit bedrag werd vervolgens een bedrag € 24.000,- aangewend voor de vooruitbetaling van het Security Plus Effect product en een bedrag van € 10.000,- werd gestort in een beleggingsdepot voor de maandelijks te betalen hypotheekrente. Het overige deel was bestemd voor de hypotheekkosten. Volgens het financieel plan zou het Security Plus Effect product na vijf jaar een bedrag van € 52.300,- opleveren, waarmee [geïntimeerde] de extra opgenomen hypotheek weer kon aflossen en er alsnog een aanzienlijk kapitaal zou resteren.
- [de medewerker van Spaar Select] heeft [geïntimeerde] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s.
- [geïntimeerde] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de tussenpersoon opgevolgd. De hypotheek is via een lening bij SNS Bank verhoogd en er is € 23.965,20,- aan inleg betaald voor het effectenleasecontract van Dexia.
4.8.
Dexia weerspreekt in hoger beroep de door [geïntimeerde] uit voormelde gang van zaken getrokken conclusie, namelijk dat Spaar Select verstrekkender heeft geadviseerd dan haar op grond van haar vrijstelling was toegestaan. Dexia bestrijdt meer in het bijzonder dat uit het door [geïntimeerde] overgelegde document met het opschrift “
Tweede hypotheek”en
“Financieel overzicht”zou blijken dat Spaar Select [geïntimeerde] heeft geadviseerd. Het hof is van oordeel dat Dexia de concrete onderbouwde stellingname van [geïntimeerde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daarom gaat het hof uit van de juistheid ervan (artikel 149 Rv). Het hof is voorts van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden volgt dat destijds sprake was van een adviessituatie als bedoeld in HR 2 september 2016. Het hof zal uitleggen waarom.
4.9.
Uit de door [geïntimeerde] gestelde feitelijke gang van zaken kan worden opgemaakt dat [de medewerker van Spaar Select] in het gesprek met [geïntimeerde] verder is gegaan dan het slechts algemeen informeren van [geïntimeerde] over het product in kwestie. Zijn stellingen worden ondersteund door het door hem overgelegde document. Het hof stelt vast dat dit document onderaan is voorzien van de vermelding
“bk- [geïntimeerde] .xsl”en daarnaast van de naam van Spaar Select en de datum
“20-2-02”. In het document staat vervolgens onder “
Doelen” vermeld: “
1. overwaarde benutten voor meer rendement, 2. woonlastenbescherming tegen arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid, 3. maandlasten niet hoger dan de huidige maandlasten.” Uit het document volgt ook dat een nieuwe hypotheeklening nodig is van ca. € 39.000,- voor: woonlastenbescherming (€ 3.000,-), hypotheekkosten, een inlegkapitaal voor het product Overwaarde Effect met herbelegging en een beleggingsdepot. Daartoe is een inventarisatie gemaakt van de maandlasten (huidige hypotheekrente, premie levensverzekering, fiscaal voordeel), de WOZ-waarde van de woning en het eigenwoning forfait. In het document wordt vermeld dat de maandlasten in de toekomst slechts worden verhoogd met € 1,85. Uit de overgelegde notariële afrekening van 3 april 2002 blijkt dat een hypothecaire lening van € 39.000,- is afgesloten en dat een bedrag van € 3.150,- wordt aangewend voor een Spaar Select Woonlastenbeschermer. Op 11 april ontvangt Dexia de overeenkomst van [geïntimeerde] met het stempel van [de medewerker van Spaar Select] . Het betreft een Security Plus Effect met Vooruitbetaling met een inleg van € 23.965,20. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] tenslotte ook overgelegd het aanvraagformulier van 25 maart 2002 met daarop aangekruist het product Security Plus Effect en boven het opschrift
vooruitbetalingeen handgeschreven bedrag van € 24.000,-. Het aanvraagformulier is eveneens voorzien van een stempel van [de medewerker van Spaar Select] . Ook heeft [geïntimeerde] een document met het opschrift
“rekenvoorbeeld security plus effect met vooruitbetaling”overgelegd met datum 20-2-02 en vermelding van een vooruitbetaling van € 24.000,-, waarvoor een waardepakket ten bedrage van € 52.174,- zou kunnen worden gekocht.
4.10.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] met het door hem gestelde en de door hem overgelegde documenten voldoende onderbouwd dat [de medewerker van Spaar Select] met hem heeft gesproken over zijn persoonlijke financiële situatie, deze heeft geanalyseerd en vervolgens een advies heeft uitgebracht om zijn financiële situatie te verbeteren en dat het aandelenleaseproduct van Dexia in dit advies een centrale rol vertegenwoordigde. De opmerking van Dexia dat in het financieel overzicht het product Overwaarde Effect staat vermeld, acht het hof in het licht van hetgeen [geïntimeerde] verder nog heeft aangevoerd als verweer niet toereikend. Dexia heeft nog gewezen op verklaringen van andere medewerkers van tussenpersonen en van medewerkers van Dexia waarin zij hebben aangegeven dat zij geen beleggingsadviezen hebben gegeven, maar daarmee gaat Dexia eraan voorbij dat in het onderhavige geval relevant is of [de medewerker van Spaar Select] destijds aan [geïntimeerde] een (beleggings)advies heeft verstrekt. Bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting komt het hof niet toe aan het (tegen)bewijsaanbod van Dexia.
4.11.
Voor het beroep op de billijkheidscorrectie is naast het vereiste van advisering door tussenpersoon ook vereist dat Dexia wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon in kwestie – Spaar Select – [geïntimeerde] zodanig heeft geadviseerd dat zij buiten de grens van haar vrijstelling is getreden.
4.12.
Dit hof heeft in zijn arresten van 3 november 2020 waarin verboden advisering is aangenomen op basis van de discussie tussen partijen in die zaken en de daarbij overgelegde documenten omtrent de vereiste wetenschap bij Dexia geoordeeld dat zij wist dan wel behoorde te weten dat de tussenpersonen in die zaken, waaronder met name ook Spaar Select, de afnemers regelmatig niet slechts algemeen over deze producten informeerden, maar de producten ook onderdeel lieten zijn van een specifiek op de persoon toegesneden advies en dat het daarom op de weg van Dexia als vergunninghoudende financiële instelling lag om te verifiëren of de bij haar aangebrachte cliënt in die zin was geadviseerd. Nu zij dat naliet en het risico van verboden advisering zich verwezenlijkte, oordeelde het hof dat Dexia wetenschap had van de advisering of dat behoorde te weten. Het hof verwijst naar deze zaken die bij Dexia en – via Leaseproces – bij de afnemers bekend zijn. [7]
4.13.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] in de onderhavige zaak (op basis van dezelfde stukken als in de zaken van 3 november 2020 naar voren zijn gebracht) voldoende aangetoond dat Dexia in algemene zin wist of behoorde te weten dat Spaar Select haar klanten regelmatig adviseerde en dat Dexia kan worden verweten dat zij onder de gegeven omstandigheden heeft nagelaten om te controleren of sprake was van verboden advisering bij [geïntimeerde] . Nu Dexia de aan deze stukken ontleende citaten en de conclusies die [geïntimeerde] hieraan verbindt onvoldoende gemotiveerd en concreet heeft tegengesproken, moet er in rechte van worden uitgegaan dat Dexia wetenschap had behoren te hebben van de advisering door Spaar Select. Voor zover door Dexia in deze zaak meer of andere producties zijn overgelegd als in de bedoelde zaken van 3 november 2020 acht het hof deze onvoldoende overtuigend om tot een ander oordeel te komen. Het hof verwijst verder naar en neemt over wat het in de hiervoor genoemde arresten op dit onderdeel heeft overwogen.
4.14.
De conclusie luidt dat het beroep van [geïntimeerde] op de billijkheidscorrectie slaagt. Het gevolg hiervan is dat de schade van [geïntimeerde] , bestaande uit de door hem betaalde inleg (een bedrag van € 23.965,20 en eventuele aflossingen) volledig door Dexia moet worden vergoed. De grieven II t/m IV van Dexia falen. Gelet op deze uitkomst bestaat voor Dexia geen belang meer bij een bespreking van de andere grondslag voor het beroep op de billijkheidscorrectie: de vraag of Spaar Select heeft gehandeld als orderremisier. Grief V blijft daarom onbesproken.
omvang schade
4.15.
Tussen partijen is geen geschil over de omvang van de schade en Dexia heeft geen grief gericht tegen de wijze waarop de rechtbank de schade van [geïntimeerde] , met inbegrip van de door hem genoten voordelen, in het vonnis heeft toegekend.
buitengerechtelijke kosten
4.16.
Dexia heeft een grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij buitengerechtelijke kosten verschuldigd is (grief VI). [geïntimeerde] heeft tijdens de mondelinge behandeling van 25 maart 2021 zijn verweer omtrent de buitengerechtelijke kosten ingetrokken. Het hof heeft meermaals geoordeeld dat de werkzaamheden, zoals deze door [geïntimeerde] zijn genoemd, niet als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen en verwijst naar die uitspraken en daaraan ten grondslag liggende jurisprudentie. [8] De grief slaagt.

5.De slotsom

5.1.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat grief VI slaagt en de overige grieven falen. Het bestreden vonnis zal, behoudens voor zover daarin onder 7.3 Dexia is veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten, worden bekrachtigd. Het hof zal het vonnis op dit punt vernietigen en opnieuw rechtdoende deze vordering alsnog afwijzen.
5.2.
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Dexia in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 324,-
- salaris advocaat
€ 2.228,- (2 punten x appeltarief II).
Totaal € 2.552,-
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 januari 2019, behoudens voor zover daarin onder 7.3. Dexia is veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vordering van [geïntimeerde] tot betaling door Dexia van buitengerechtelijke kosten af;
veroordeelt Dexia in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 324,- voor verschotten en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Dexia in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Dexia niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, L. Janse en L.R. van Harinxma thoe Slooten, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.

Voetnoten

1.HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815.
2.HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935.
3.Hof Amsterdam 25 januari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033.
4.Hof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10565 en 15 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9114.
5.HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015 en HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935.
6.Zie o.m. Hof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8992, ECLI:NL:GHARL:2020:8984 en ECLI:NL:GHARL:2020:8990.
7.Zie o.m. Hof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8984.
8.HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.