In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een geschil tussen de vennootschap onder firma Fa. Pannekoek en Achmea Schadeverzekeringen N.V. over schadevergoeding in het kader van een gewassenverzekering. De zaak is ontstaan na een uitbraak van de bacterie pseudomonas in de orchideeënkwekerij van Pannekoek in 2014, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de gewassen. Pannekoek meldde de schade op 18 juli 2014 bij haar tussenpersoon, die deze op 12 september 2014 bij Achmea rapporteerde. Achmea heeft vervolgens een schade-expert ingeschakeld, maar de schadevaststelling en de beslissing over dekking hebben veel tijd in beslag genomen, wat leidde tot liquiditeitsproblemen voor Pannekoek.
De rechtbank heeft de schadevordering van Pannekoek afgewezen, met de conclusie dat Achmea niet onrechtmatig had gehandeld in de schadeafhandeling. Pannekoek heeft in hoger beroep achttien grieven ingediend en vordert nu ook schadevergoeding voor gevolgschade als gevolg van de vertraging in de schadevergoeding. Het hof heeft geoordeeld dat de bindende vaststelling van de schade door de adviseur niet in de weg staat aan de beoordeling van de teeltplanschade door het hof. Het hof heeft vastgesteld dat Achmea te laat heeft gereageerd op de schademelding en dat de schadevaststelling niet met voldoende urgentie is behandeld.
Het hof heeft besloten dat er een meervoudige comparitie van partijen moet plaatsvinden om verdere informatie te verkrijgen over de schade en de regievoering van het onderzoek door Achmea. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.