Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerster in het principaal hoger beroep, verzoekster in het incidenteel hoger beroep in de zaak met nummer 200.256.167,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De aanvullende feiten
3.De omvang van het geschil
4.De motivering van de beslissing
subsidiair verweer van de man:
ingangsdatum van de partneralimentatie:
behoeftigheid/verdiencapaciteit van de vrouw: De vrouw stelt dat mede door toedoen van de man haar actuele verdiencapaciteit op dit moment nihil is. Als gevolg van de echtscheidingsperikelen heeft zij psychische klachten. De man voert hiertegen gemotiveerd verweer.
,tenzij partijen anders zijn overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere waardering voortvloeit (HR 22 maart 1996, ECLI:NL:PHR:1996:AD2515).
2. Vaststellingsregels/vermoeden van toebehoren voor de helft
ECLI:NL:HR:2017:693).
5.De beslissing
uiterlijk 6 oktober 2020 uitlatenals hiervoor overwogen in 4.22-4.23 met betrekking tot het voornemen van het hof om de hierna te noemen deskundigen te benoemen om de navolgende panden, in aanwezigheid van beide partijen op te nemen en (aanvullend) te taxeren tegen de huidige verkoopwaarde (ten tijde van de opname en taxatie) en daarvan een taxatierapport op te stellen:
uiterlijk 6 oktober 2020 uitlatenover welke
deskundigeaan het hof dient te rapporteren met betrekking tot het
pensioen, en de vraagstelling aan de te benoemen deskundige, als hiervoor bij 4.72 – 4.74 overwogen;