Uitspraak
Unigarant,
[geïntimeerde],
1.1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
Naar aanleiding van het tweede door de advocaat van Unigarant opgeworpen punt overweegt het hof dat de woorden “acht dagen na de bevindingen van het persoonlijk onderzoek” op pagina 6 van het proces-verbaal moeten worden gelezen als “acht dagen na het indienen van de akte in eerste aanleg, waarbij de bevindingen van het persoonlijk onderzoek in de procedure zijn gebracht.”
2.2 De vaststaande feiten
€ 3.250,- aan voorschotten betaald voor kledingschade, reiskosten en de kosten van aanschaf van een elektrische fiets en een hometrainer.
[C] heeft niet met dit voorstel van Unigarant ingestemd.
€ 3.112,95 (inclusief een fietsverzekering). Op de offerte is vermeld:
“
Let op, jongeman heeft probleem met knie, damesfiets aanbieden ivm opstappen. Vader overlegt met arts, fiets reserveren tot maximaal 30 november 2013”.
[C] heeft op basis van deze offerte aan Unigarant verzocht om een voorschot voor de aanschaf van een elektrische fiets voor [geïntimeerde] .
MR linkerknie
en revalidatiearts [F] , beiden verbonden aan RMC Groot
[geïntimeerde] heeft in 2013 een brommerongeval gehad en sindsdien knieklachten.
“
Door de nasleep van het dit ongeval zou de zoon niet meer kunnen fietsen. Uit uw administratie is gebleken dat er bij uw maatschappij via rijwielhandel Pennekamp in [A] 2 fietsverzekeringen zijn afgesloten op de naam van de heer [C] , zijnde de vader van de heer [geïntimeerde] . Op één van de verzekeringen is een fietsendiefstal geclaimd. Daarnaast zou Pennekamp een offerte hebben afgegeven voor een elektrische fiets. U verzocht mij navraag te doen bij Pennekamp fietsen naar beschikbare informatie over de geclaimd fietsendiefstal, de aankoop en onderhoudshistorie van de twee verzekerde fietsen en de afgegeven offerte voor een elektrische fiets.”Uit het rapport blijkt dat Confid heeft gesproken met de heer [H] van Pennekamp Fietsen. In het rapport wordt daarover onder meer vermeld:
“
Voor zover [H] bekend heeft de zoon nu een ATB fiets van het merk Bulls type Copperhead 3 met een framemaat 51. Het betreft de tweede ATB fiets van de zoon, na een eerdere diefstel van een soortgelijke fiets. [C] komt de fietsen altijd voor zijn zoon kopen. Als de fiets voor onderhoudsbeurt nodig heeft of wanneer er iets gerepareerd moet worden, komt de zoon altijd langs. (…)Tijdens mijn bezoek op 23 april 2015 heb ik de heer [H] voorgehouden of ten behoeve van de zoon van de familie [geïntimeerde] een elektrische fiets is verkocht en/of geoffreerd. De heer [H] reageerde zeer verbaasd met de opmerking: Voor de zoon? “Dat past helemaal niet bij hem een elektrische fiets.”De heer [H] en zijn collega [I] konden zich niet herinneren ooit een elektrische fiets geoffreerd te hebben.Nadat u mij de offerte had toegestuurd, heb ik de heer [H] op 25 april 2015 gebeld en hem de offerte per mail toegezonden. Na kennis te hebben genomen van betreffende offerte verklaarde de heer [H] dat de offerte kennelijk wel door hem is afgegeven, maar hij het zich niet kon en kan herinneren. Over de opmerking op de offerte inzake de problemen met de knie van de jongeman maakte hij de opmerking. “Misschien dat de zoon toen een blessure had, maar de afgelopen tijd is hij 100% topfit.”Vaststaand feit is dat Pennekamp geen elektrische fiets aan de familie [geïntimeerde] heeft verkocht.”
“
Bij deze verklaar ik [J] te [K] dat ik op 20 september 2014 mijn elektrische fiets van het merk multi cicle voor € 1150,00 aan de heer [C] te [A] heb verkocht.”
HUIDIGE KLACHTEN EN BELEMMERINGEN:Op dit moment heeft hij geen therapie meer. Vorig jaar heeft hij de laatste controle in de St. Maartenskliniek gehad, hij staat niet meer onder behandeling.Hij heeft elke dag last van de knie maar het wisselt. Hij kan nauwelijks zonder krukken lopen. Misschien hooguit vijftig tot honderd meter. Soms loopt hij in huis zonder, soms met krukken, maar dan strompelend. Een trap op komen is erg moeilijk. De brace gebruikt hij meestal wel. De klachten zijn niet altijd te voorspellen. Soms heeft hij ineens meer klachten, zonder duidelijke oorzaak. De knie wordt niet dik maar voelt wel instabiel en daarom is de brace prettig.Wat de pijn betreft vertelt hij dat hij graag een warme douche neemt of een elektrische warme deken en dat hij ook graag tijgerbalsem op zijn knie smeert.Als hij meer doet op een dag, heeft hij meer last. Soms heeft hij 's nachts geen last, maar vaak wel.Zijn dagvulling bestaat uit papierwerk, email, post en telefoontjes die hij doet voor zijn vader. Zijn vader is zelfstandige, specialist in de bouw en overdag weg. Dit soort kleine klusjes kan hij thuis doen. Vader vertelt dat hij het gevoel heeft dat het hele beloop van deklachten bij [geïntimeerde] ook wel te maken heeft met het overlijden van zijn stiefmoeder. Hij heeft eerst zijn moeder verloren aan borstkanker in 2004 en vervolgens zijn stiefmoeder, waar hij een hele goede relatie mee had, ook verloren aan borstkanker in 2014. Dat heeft veel invloed gehad op hoe hij zich nu voelt.Gevraagd naar dedagelijkse belemmeringenvertelt hij dat hij met krukken ongeveer dertig en soms vijfenveertig minuten maximaal kan lopen. Rennen lukt helemaal niet. Traplopen gaat erg lastig. Zitten gaat op zich goed. Staan lukt wel maar hij kan moeilijk opstaan en staat op zijn rechterbeen omdat hij zijn linkerbeen ook niet helemaal kan strekken.Op de knieën liggen en hurken wil helemaal niet. De rug en de nek geven geen problemen. Trekken en duwen wil niet omdat hij krukken in zijn handen heeft. Tillen lukt niet, fietsen lukt niet, autorijden lukt niet. Zijn vader heeft wel allemaal fitness apparatuur aangeschaft en een hometrainer maar het werkte helemaal niet, hij heeft alles weer verkocht. De oefeningen die hij van de fysiotherapeut heeft gekregen bevallen hem nog het beste.Klimmen en klauteren lukt ook niet. Van zijn armen heeft hij verder geen klachten. Qua hulpmiddelen gebruikt hij krukken en een brace. In de huishouding kan hij eigenlijk niets doen, tuinieren lukt ook niet. Ze wonen in een eengezinswoning, zijn slaapkamer is één trap omhoog.(…)
SAMENVATTING:(…)Anamnestisch heeft betrokkene nog een uitgebreid klachtenpatroon in de linkerknie. Hij kan zeer beperkt lopen, vrijwel alleen met krukken en kan enkele stappen zonder krukken lopen. Hij gebruikt vrijwel chronisch de brace en vanwege zijn strekbeperking en pijnklachten,
Diagnoseƒ Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
“
Van de heer Spronck van Nysingh Advocaten ontving ik bericht op 12 juli 2017 (zie kopie), als raadsman van Unigarant Verzekeringen. De heer Spronck stelt mij een zestal aanvullende vragen.De eerste vraag is of de afwijkingen die destijds gevonden zijn passen bij een val met de brommer tegen een ijzeren paal. Mijn antwoord hierop Is dat de osteochondritis dissecans niet veroorzaakt is door het ongeval en dat ik geen duidelijke, ongevalsgerelateerde afwijkingen heb kunnen vaststellen. Theoretisch is het altijd mogelijk dat er ongevalsletsels optreden, uiteraard, na een botsing tegen een paal.Het tweede deel van de vraag kan ik als orthopedisch chirurg niet beantwoorden. Mr. Spronck vraagt of het ongeval zich ook heeft voorgedaan. Als orthopedisch chirurg kan ik daar, uiteraard, geen enkele reactie op geven. Dat valt volledig buiten mijn expertisegebied. De tweede vraag van mr. Spronck begrijp ik niet precies. Ik heb in mijn expertise duidelijk uiteengezet, en dat is ook mijn conclusie, dat er chronische pijnklachten in de linkerknie zijn maar dat er geen objectieve ongevalsgerelateerde afwijkingen zijn. Dat betekent dat de huidige klachten en beperkingen die hij beschrijft, impliciet niet door het ongeval verklaard kunnen worden, door mij als orthopedisch chirurg.In de derde vraag stelt mr. Spronck dat ik gesproken heb over de diagnose chronisch pijnsyndroom. Dat is een beschrijvende diagnose. Mr. Spronck vraagt zich af of ik deze diagnose mag stellen op grond van de voor mij geldende beroepsregels c.q. NOV richtlijnen. Mijn antwoord hierop is dat dit slechts een beschrijvende diagnose is. Anamnestisch is er een langdurig, zich slepend voordoend verhaal van chronische pijnklachten. Misschien is het woord syndroom ongelukkig gekozen en kunnen we beter spreken over chronische pijnklachten in de knie zonder objectieve ongevalsafwijkingen.Vraag 4 is naar mijn mening voldoende beantwoord. Bij de beantwoording van vraag 1h, wordt gevraagd naar beperkingen, ongeacht het feit of deze voortvloeien uit het ongeval. Feit is dat er een beperkt bewegingstraject is van 25-95°, wat functionele consequenties heeft ten aanzien van beperkingen. Bij de beantwoording van vraag 1h heb ik duidelijk aangegeven welke beperkingen ik daarbij aanwezig acht en dat deze beperkingen niet voortvloeien uit het ongeval.Vraag 5 spreekt ook voor zich. Mr. Spronck vraagt of het een reële mogelijkheid is dat op basis van pre-existente afwijkingen een chronisch pijnsyndroom zich zou hebben kunnen ontwikkelen. Ik ben geen psychiater of psycholoog maar als arts met algemene ervaring, mag duidelijk zijn dat op basis van ernstige life events, in combinatie met een onderliggende afwijking, zich een situatie kan voordoen van een chronisch pijnsyndroom.In vraag 6 vraagt mr. Spronck of er sprake is van consistentie tussen de bevindingen bij lichamelijk onderzoek en de klachten en beperkingen die hij stelt te ondervinden. Het antwoord is naar mijn mening reeds meerdere malen hier aan de orde geweest: objectiefgezien kan ik geen afwijkingen als rechtstreeks en direct ongevalsgevolg vaststellen, derhalve ook geen beperkingen, derhalve ook geen impairment.In het tweede deel van de vraag stelt mr. Spronck dat het bijzonder is dat er geen atrofie is vastgesteld. Dat is juist. Dat neemt niet weg dat ik bij lichamelijk onderzoek een evidente bewegingsbeperking heb vastgesteld. Als ervaren orthopedisch chirurg, die het bewegingsonderzoek van de knie op allerlei manieren kan uitvoeren, heb ik vastgesteld dat er een flexiecontractuur van de knie was. Een specifieke verklaring daarvoor, heb ik niet. Inhoudelijk leidt mijn expertise derhalve niet tot een wijziging van mijn oordeel.”
“
Uit het feitenonderzoek is naar voren gekomen dat:- [geïntimeerde] vanaf 3 augustus 2016 een bromfiets op naam heeft ( [D-000-YY] );- [geïntimeerde] in juni 2016 zijn autorijbewijs heeft gehaald. Er is afgereden in een handgeschakelde auto;- er door vader [geïntimeerde] in april 2016 een zakelijke reisverzekering werd afgesloten bij de Europeesche waarbij [geïntimeerde] medeverzekerde is;- vader [geïntimeerde] vijf dagen met twee personen naar Toulouse in Frankrijk zou gaan voor werkzaamheden, deze reis moest geannuleerd worden in verband met autopech;- er door vader [geïntimeerde] in november 2016 een claim werd ingediend op de zakelijke reisverzekering (autopech) in Frankrijk, waarbij hij eveneens inkomstenderving claimde voor [geïntimeerde] ;- [geïntimeerde] in december 2016 een aanrijding heeft gehad met zijn bromfiets waarbij letsel is geclaimd. De schade is met hem afgewikkeld;- [geïntimeerde] ingeschreven staat als mede-eigenaar van Allround Klusspecialist [M] , ingeschreven in de Kamer van Koophandel op 01-02-2016;- [geïntimeerde] op 25 juni 2016 een post plaatst op Facebook dat hij samen met zijn vriendin heeft gevist, hij zit hierbij op zijn knieën.”
“
De knie was dik en ik had ter plaatse heel veel pijn. Ik merkte dat ik moeilijk op kon staan.
“- Is het juist dat betrokkene aan huis is gekluisterd?- Is het juist dat betrokkene niet tot nauwelijks kan lopen en hij zich slechts voortbeweegt met krukken en/of een brace?- Zijn er aanwijzingen dat betrokkene (al dan niet met zijn vader) meegaat naar klussen?- Zijn lichamelijke klachten waarneembaar bij betrokkene, en zo ja welke?”.
“
In ieder geval is gedurende de observatie vastgesteld dat wederpartij ogenschijnlijk geen hinder lijkt te hebben van fysieke klachten. Zo is onder ander geconstateerd dat wederpartij:- Kan bukken- Kan lopen- Kan tillen- In de Mercedes bij het laden wat langer gebukt kan staan (onnatuurlijke houding)- Een middelgrote hond die aan de lijn trekt corrigeert, door deze terug te trekken- Met de hond speelt (zijwaarste bewegingen)- In onnatuurlijke houdingen inde Caddy kruipt en daarin voorwerpen (ver)plaatst- Met kracht de schuifdeur van voertuigen dicht doet- Werkzaamheden verricht gerelateerd aan zijn bedrijf.”
Uit de observatieverslagen blijkt dat [geïntimeerde] op de genoemde data in een Volkswagen Caddy reed voorzien van het logo van “Allroundspecialist Kluswerk [M] ” en dat hij met zijn vader, die een eigen bedrijfsauto (ook voorzien van dat logo) heeft, werkzaamheden verrichtte bij een woning in [A] . Ook op (zaterdag)
6 juli 2019 heeft [geïntimeerde] met zijn vader werkzaamheden verricht, nu bij een woning in Rheden.
3.3 De vorderingen en de beslissingen in de procedure bij de rechtbank
€ 750,- ten behoeve van een hometrainer is gebaseerd op onjuiste informatie van [geïntimeerde] . Zowel de fiets als de hometrainer zijn nooit door [geïntimeerde] aangeschaft, aldus Unigarant.
a. Uit de toelichting van [geïntimeerde] blijkt dat de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van schade een vordering tot nakoming van de verplichtingen van Unigarant uit de bromfietsverzekeringsovereenkomst is. Unigarant heeft geen bezwaren naar voren gebracht tegen deze toelichting, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
b. Het verweer van [geïntimeerde] dat het rapport van Cofid van 8 mei 2015 (vgl. rov. 2.17) en het rapport betreffende het feitenonderzoek van 9 augustus 2018 (vgl. rov. 2.23) onrechtmatig verkregen bewijs betreffen, moet worden verworpen.
c. Registraties van [C] in het Extern Verwijzingsregister kunnen niet aan [geïntimeerde] worden tegengeworpen.
d. Unigarant heeft met de genoemde rapporten niet aannemelijk gemaakt dat de verklaringen van [geïntimeerde] over het ongeval onwaarachtig zijn.
e. De rechtbank neemt als vaststaand feit aan dat [geïntimeerde] op 23 mei 2013 een ongeval is overkomen terwijl hij als passagier bij zijn stiefmoeder [B] achterop de bromfiets zat, waarbij hij en zijn stiefmoeder ten val zijn gekomen doordat zij door een andere bromfietser werden afgesneden.
f. [geïntimeerde] heeft bewezen dat hij aan gezondheidsklachten lijdt, bestaande uit chronische pijn aan de linkerknie.
g. De opvatting van [L] dat de chronische pijn in de knie zich ook zou hebben ontwikkeld indien het ongeval in 2013 zich niet zou hebben voorgedaan, leidt niet tot de conclusie dat het causaal verband tussen het letsel en het ongeval ontbreekt.
h. Het betoog van Unigarant dat de gezondheidsklachten van [geïntimeerde] het gevolg zijn van het letsel aan de linkerknie dat [geïntimeerde] bij een skateongeval in 2011 heeft opgelopen, wordt verworpen.
i. Er is een deskundigenonderzoek nodig naar het antwoord op de door Unigarant opgeworpen vraag of de chronische pijn aan de linkerknie is veroorzaakt door verschillende life-events van [geïntimeerde] .
4.4 Vermeerdering van eis
(de kosten van Secure Advance van € 14.817,68, de kosten van het onderzoek van [L] van € 1.706,10 en betaalde voorschotten van € 5.750,-) vordert.
5.5 De beoordeling van het geschilDe grondslag van de vorderingen van [geïntimeerde]5.1 Zoals bij de samenvatting van het bestreden vonnis is aangegeven (onder a.) baseert [geïntimeerde] zijn vordering op nakoming van de opzittendenclausule uit de verzekeringsovereenkomst. Dat geldt ook voor de subsidiaire variant van de vordering. Die is gebaseerd op de grondslag dat hij een vordering tot nakoming door Unigarant van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst op Unigarant heeft, maar dat hij schade heeft geleden doordat Unigarant bij de afwikkeling van die (op nakoming gebaseerde) claim onrechtmatig heeft gehandeld. Deze schade, zo heeft het hof de toelichting van de raadsman van [geïntimeerde] bij gelegenheid van de comparitie begrepen, bestaat uit het bedrag waarop [geïntimeerde] op grond van de (opzittendenclausule uit) de verzekeringsovereenkomst recht zou hebben gehad, vermeerderd met de extra kosten (en een hoger smartengeld vanwege secundaire victimisering) die het gevolg zijn van de wijze van afwikkeling door Unigarant.
Het instellen door een verzekeraar van een persoonlijk fraudeonderzoek vormt een inbreuk op de privacy van de betrokkene, degene op wie het onderzoek betrekking heeft. Een dergelijke inbreuk is in beginsel onrechtmatig, maar de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of een dergelijke rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval, door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreukmakende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend [3] .
Met de GPO heeft het Verbond van Verzekeraars beoogd invulling te geven aan de hiervoor genoemde belangenafweging. Gelet op de inhoud en opzet van de GPO kan tot uitgangspunt worden genomen dat indien een verzekeraar in strijd met de code handelt, sprake is van een ongerechtvaardigde en derhalve onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de
In artikel 1.1 van de GPO is voor zover van belang (gelet op het debat tussen partijen) bepaald dat een persoonlijk onderzoek kan worden ingesteld nadat
“gerede twijfel is ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude of andere vormen van oneigenlijk gebruik van verzekeringsproducten of diensten is ontstaan.”Onder verzekeringsfraude verstaat de GPO
“(h)et opzettelijk misleiden van een verzekeraar bij de totstandkoming en/of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst met de bedoeling om onrechtmatig verzekeringsdekking, -uitkering, -prestatie of dienstverlening te krijgen.”Bij de beslissing om een persoonlijk onderzoek in te stellen en te vervolgen dient de verzekeraar de beginselen van proportionaliteit (uitgewerkt in art. 2 GPO) en subsidiariteit (uitgewerkt in art. 3 GPO) in acht te nemen.
Als het persoonlijk onderzoek wordt uitbesteed aan een onderzoeksbureau, dient dat onderzoeksbureau alle wettelijk voorgeschreven vergunningen te hebben (art. 8.2 GPO) en dienen in de opdrachtverstrekking aard en doel van de opdracht te zijn vastgelegd (art. 8.3 GPO).
Allereerst heeft Unigarant niet aannemelijk gemaakt dat er voldoende aanleiding bestond voor het verrichten van dat onderzoek. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, volgt uit het enkele feit dat gebleken was dat in het verleden twee fietsverzekeringen waren afgesloten door [C] nog niet dat bij Unigarant een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude door [geïntimeerde] (zelf) is ontstaan. Bovendien heeft Unigarant niet toegelicht waarom zij de kennelijk bij haar gerezen vragen over de afgesloten verzekeringen niet eerst aan [C] heeft voorgelegd. Unigarant had [C] kunnen vragen voor welke fietsen die verzekeringen waren afgesloten en wie van die fietsen gebruik maakten. Ook had zij bij [geïntimeerde] kunnen informeren naar het vervolg op de offerte, bijvoorbeeld door te vragen of de geoffreerde elektrische fiets was gekocht, en had zij bij een bevestigend antwoord om een afschrift van de factuur kunnen verzoeken. Door deze stap na te laten is in strijd met het beginsel van subsidiariteit gehandeld.
Toen Unigarant besloot Secure Advance opdracht te geven onderzoek te doen had [geïntimeerde] dus tweemaal informatie verstrekt over zijn gestelde beperkingen, die minst genomen op gespannen voet stond met de uitkomsten van het feitenonderzoek. Onder deze omstandigheden was sprake van een situatie waarin gerede twijfel was ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij Unigarant een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude ontstond, in de zin van art. 1.1 GPO.
Omdat [geïntimeerde] zijn informatie tweemaal had verstrekt, zowel in een gesprek met [L] als zelfs bij gelegenheid van de comparitie, mocht Unigarant ervan uitgaan dat een interview van [geïntimeerde] geen nieuwe inzichten zou geven. Onder deze omstandigheden is voldaan aan de subsidiariteitseis. Ook aan de proportionaliteitseis is voldaan. Het financiële belang van de zaak - [geïntimeerde] is jong en stelt blijvend letsel met ernstige beperkingen te hebben opgelopen, zodat sprake is van een naar verwachting forse schadeclaim - en het belang bij de waarheidsvinding prevaleren in dit geval naar het oordeel van het hof boven het belang van [geïntimeerde] bij bescherming van diens persoonlijke levenssfeer. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [geïntimeerde] maar gedurende enkele dagen is geobserveerd, dat de observaties hebben plaatsgevonden vanaf de openbare weg en betrekking hadden op de gedragingen van [geïntimeerde] buiten en dat beperkt gebruik is gemaakt van een camera.
Op het voorblad van het rapport van Secure Advance is aangegeven dat het bedrijf beschikt over een vergunning van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (POB nr. 1037). In dat licht bezien heeft [geïntimeerde] zijn stelling dat Secure Advance niet over de noodzakelijke vergunningen beschikt onvoldoende onderbouwd.
Uit de notitie van mevrouw [N] van Unigarant van 19 juni 2019 (vgl. rov. 2.25) blijkt, ten slotte, dat Unigarant ook heeft voldaan aan de in de art. 4 GPO vastgelegde vereisten voor het nemen van een besluit tot het verrichten van een persoonlijk onderzoek.
Bij [L] heeft [geïntimeerde] , die toen zijn rijbewijs al had en over een eigen auto beschikte, gezegd dat hij niet kon autorijden. Dat heeft hij tijdens de comparitie bij de rechtbank herhaald; ook toen had hij al een eigen bedrijfsauto.
- [geïntimeerde] verricht niet alleen maar administratieve werkzaamheden in het bedrijf dat hij samen met zijn vader heeft, maar helpt ook mee met kluswerkzaamheden. Ook wanneer hij, zoals hij tijdens de comparitie in hoger beroep heeft verklaard, alleen de lichtere werkzaamheden doet, kan hij binnen het bedrijf veel meer doen dan slechts administratieve werkzaamheden, zoals hij herhaaldelijk heeft verklaard.
- Zowel bij [L] als tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij nauwelijks (niet zonder te strompelen, niet buitenshuis en hooguit 50 tot 100 meter) zonder krukken kan lopen. Uit het rapport van Secure Advance blijkt dat [geïntimeerde] wel, ogenschijnlijk ongehinderd, zonder krukken kan lopen, ook buitenshuis. Hij is in staat, zonder krukken, een hond uit te laten en wanneer hij kluswerkzaamheden verricht, loopt hij ook zonder krukken.
- Bij [L] heeft [geïntimeerde] verklaard niet op de knieën te kunnen liggen, niet te kunnen hurken en niet te kunnen tillen. Bij de observaties door Secure Advance is vastgesteld dat [geïntimeerde] wel kan tillen en zich in ongemakkelijke houdingen in een auto kan wringen bij het laden en lossen van bouwmaterialen of gereedschappen.
Al met al kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] zowel bij [L] als tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft verklaard ernstige beperkingen te ondervinden die niet overeenkomen met de, ook door het rapport van Secure Advance vastgelegde, werkelijkheid. Het gaat daarbij niet om nuances, maar om grote en ook relevante verschillen tussen de verklaringen van [geïntimeerde] en de werkelijkheid. De door [geïntimeerde] verstrekte informatie is dan ook onjuist.
Allereerst heeft [geïntimeerde] met zijn post van 25 juni 2016 op Facebook gesuggereerd dat hij op of voor die dagen in staat was om te vissen, hoewel hij herhaalde malen heeft verklaard niet meer te kunnen vissen. De toelichting van [geïntimeerde] dat het een oude foto van voor het ongeval betreft, heeft het hof nog niet volledig kunnen overtuigen, ook omdat de foto een jongen toont die ouder lijkt dan 14 jaar, de leeftijd waarop [geïntimeerde] het ongeval overkwam.
Vervolgens blijkt uit het onderzoek dat [geïntimeerde] in december 2016 is aangereden met zijn bromfiets. Uit het schadeformulier blijkt wel dat [geïntimeerde] door de buurman is aangereden terwijl hij, [geïntimeerde] , op de parkeerplaats voor zijn huis stond. Dat [geïntimeerde] in staat was met de bromfiets te rijden, volgt er dan ook niet uit. Maar ook deze gebeurtenis roept twijfels op over de ernst van de beperkingen van [geïntimeerde] . Indien hij wel voor het huis op zijn bromfiets kan zitten, kan hij er dan niet mee rijden?
"
Door toevoeging van de woorden "behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt", wordt de rechter bij toepassing van de sanctie de mogelijkheid gegeven met de bijzonderheden van elk geval rekening te houden. Aldus kan de rechter een gezien de zwaarte van het bedrog passende, meer proportionele sanctie toepassen, bijvoorbeeld indien het frauduleus handelen slechts betrekking heeft op één van de verschillende vorderingen die de verzekerde onder verschillende rubrieken van de polis heeft ingediend. Wel zal als uitgangspunt moeten gelden dat gezien de opzet tot misleiding, alleen in bijzondere omstandigheden aangenomen kan worden dat het (gehele) verval van de uitkering niet gerechtvaardigd is”.
In de rechtspraak is daarbij aangesloten, doordat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat verzekeringsbedrog leidt tot algeheel verval van het recht op uitkering, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Het feit dat de fraude betrekking heeft op een gering deel van de schade is op zich nog geen bijzondere omstandigheid [9] .