Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
[appellant2]en
[appellant3],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een renvooiprocedure waarbij de appellanten, bestaande uit [appellant1] en zijn zonen, zich verzetten tegen de toelating van Lisman en Lisman B.V. tot de rangregeling van de netto-executieopbrengst na de executieverkoop van een onroerende zaak. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 28 april 2020 arrest gewezen, waarbij het hof de feiten en eerdere uitspraken in de zaak in acht heeft genomen. De rechtbank Gelderland had eerder Lisman en Lisman toegelaten tot de rangregeling voor een bedrag van € 260.000, maar het hof heeft dit bedrag vernietigd en Lisman en Lisman toegelaten tot de rangregeling voor € 97.800,38, vermeerderd met rente en kosten. De appellanten betoogden dat Lisman en Lisman niet tot de rangregeling kon worden toegelaten omdat zij geen executoriale titel zouden hebben, maar het hof oordeelde dat een verklaring voor recht voldoende was. Het hof heeft de proceskostenveroordeling van de rechtbank bevestigd, waarbij de appellanten in de kosten van het principaal hoger beroep zijn veroordeeld. De zaak betreft belangrijke juridische kwesties zoals verjaring, stuiting, en de rechtspositie van conservatoire beslagleggers in het kader van de verdeling van executieopbrengsten.