Het hofheeft, voor zover in cassatie van belang, het vonnis van de rechtbank vernietigd en Lisman toegelaten tot de rangregeling voor € 98.693,30, vermeerderd met rente. Daartoe heeft het hof, samengevat, als volgt overwogen.
Deze renvooiprocedure gaat over de vraag of Lisman op basis van een conservatoir beslag op een onroerende zaak, gevolgd door een verklaring voor recht, mag delen in de na de executieverkoop door de hypotheekhouder resterende netto-executieopbrengst. (rov. 3.1)
Het conservatoir beslag en het instellen van de eis voor de kantonrechter betroffen beide een daad van rechtsvervolging als bedoeld in art. 3:316 lid 1 BW. Het instellen van de eis leidde op grond van art. 3:310 lid 1 BW tot stuiting van de verjaring van de rechtsvordering waarvoor het beslag werd gelegd. (rov. 4.2)
De kantonrechter heeft Rentec veroordeeld tot betaling en de vorderingen tegen [eiser 1] afgewezen. (rov. 4.3)
Tegen deze afwijzing heeft Lisman het beslag vervolgd door het appelexploot van 16 april 2007. Dit vormde een nieuwe daad van rechtsvervolging waardoor de verjaring van de onderliggende rechtsvordering verder werd gestuit. Bijzonder is wel de daarin opgenomen gewijzigde eis om [eiser 1] hoofdelijk aansprakelijk te verklaren voor al hetgeen waartoe Rentec in eerste aanleg is veroordeeld. Zo heeft Lisman ook in het petitum van haar memorie van grieven gevorderd. Naar het oordeel van het hof is dat minder dan een rechtsvordering tot veroordeling en komt het in feite neer op een vermindering van eis. Uit deze resterende eis in de hoofdzaak (zie art. 700 lid 3 Rv) mocht [eiser 1] in redelijkheid niet concluderen dat Lisman haar eis en beslagvordering niet langer handhaafde of introk. Ook bracht dit geen verval van het conservatoir beslag mee, terwijl het beslag evenmin werd opgeheven. (rov. 4.4)
Bij arrest van 22 december 2009 heeft het hof het vonnis tussen Lisman en [eiser 1] vernietigd en voor recht verklaard dat [eiser 1] hoofdelijk aansprakelijk is voor al hetgeen waartoe Rentec door de kantonrechter is veroordeeld. Dit arrest heeft in deze renvooiprocedure gezag van gewijsde. (rov. 4.5)
[eisers] betogen dat Lisman niet tot de rangregeling kan worden toegelaten omdat zij daartoe over een executoriale titel moet beschikken; de uitgesproken verklaring voor recht is daartoe onvoldoende. (rov. 4.6)
In het algemeen is geen executoriale titel noodzakelijk om tot de verdeling van een executieopbrengst te worden toegelaten. Lisman kon uit hoofde van art. 3:270 lid 5 BW als conservatoir beslaglegger op het geëxecuteerde goed aanspraak maken op het restant van de executieopbrengst. Om dezelfde reden was Lisman op grond van art. 3:271 BW in verbinding met art. 552 Rv bevoegd toelating tot de rangregeling te verzoeken. (rov. 4.7)
[eisers] beroepen zich op verjaring van de rechtsvordering van Lisman. Zij betogen dat het arrest in de hoofdzaak op 22 maart 2010 in kracht van gewijsde is gegaan, waarmee het geding over de beslagvordering is geëindigd zonder dat daarbij de initiële eis van Lisman is toegewezen. Op grond van art. 3:316 lid 2 BW zijn de vorderingen van Lisman op 22 september 2010 verjaard, aldus [eisers] (rov. 4.8)
Veronderstellenderwijs aangenomen dat dit standpunt van [eisers] zou kunnen worden gevolgd, geldt het volgende. De beslagen zaak was intussen op 24 januari 2008 aan de executiekoper verkocht en geleverd en door hem betaald met zuivering als gevolg (art. 3:273 lid 1 BW). De toen gerealiseerde restant executieopbrengst is veiliggesteld ten behoeve van onder meer Lisman als conservatoir beslaglegger, en behoorde niet tot het vermogen van de geëxecuteerde, [eiser 1]. Verdere executie was dus niet meer aan de orde, alleen nog de verdeling van de executieopbrengst. Ieder van de deelgenoten heeft bij de verdeling van deze gemeenschap een voorwaardelijk recht op toedeling van zijn aandeel onder de opschortende voorwaarde dat zijn aandeel rechtens komt vast te staan. (rov. 4.9)
In het kader van de verdeling van de netto-opbrengst, die geen deel uitmaakt van het vermogen van [eiser 1], is een thans bestaande rechtsvordering of een executoriale titel dan ook niet vereist en is een verklaring voor recht waarin deze vordering werd vastgesteld voldoende. Het bestaan van de beslagvordering was al eerder vastgesteld. Het beslag kan (wegens het karakter van de natuurlijke verbintenis) niet meer actief worden vervolgd, bijvoorbeeld door tot executie over te gaan. Is de executie echter reeds voltooid en wordt de executieopbrengst verdeeld, dan blijft het beslag voor de na executie verjaarde vordering zijn gelding houden. De beslagvordering kan tot de rangregeling worden toegelaten. (rov. 4.10)
Van de executieopbrengst resteert een bedrag van ruim € 90.000. Lisman moet worden toegelaten tot de rangregeling voor het thans nog beschikbare bedrag. (rov. 4.13)
Nu [eiser 2] en [eiser 3] executoriaal derdenbeslag hebben gelegd op het overschot van de executieopbrengst na verdeling, en er geen overschot zal zijn, komt het hof verder niet aan hun standpunt toe. (rov. 4.15)