In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2016 de WOZ-beschikkingen en aanslagen bekendgemaakt. Belanghebbende heeft op 9 maart 2017 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing. Belanghebbende stelt dat hij het aanslagbiljet niet heeft ontvangen, wat de termijn voor het indienen van bezwaar zou hebben beïnvloed. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat het aanslagbiljet op de juiste wijze is verzonden en dat belanghebbende het poststuk heeft ontvangen. Het Hof concludeert dat het bezwaar niet tijdig is ingediend en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De beslissing van het Hof is op 31 maart 2020 openbaar uitgesproken.