Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen in box 3 van € 3.611 had aangegeven. De Inspecteur legde echter een aanslag op naar een belastbaar inkomen van € 5.371, inclusief een correctie wegens een niet aangegeven vordering van € 44.000 op [B]. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelde belanghebbende dat de vordering op [B] niet tot de rendementsgrondslag van box 3 gerekend mocht worden, en dat de Inspecteur zijn privacy had geschonden door onterecht bankafschriften op te vragen.
Het Hof oordeelde dat de vordering op [B] terecht was opgenomen in de rendementsgrondslag, omdat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat de waarde van de vordering op de peildatum lager was dan de nominale waarde. Ook werd geoordeeld dat het forfaitaire rendement van 4% rechtmatig was en dat er geen sprake was van een individuele buitensporige last. Wat betreft de privacykwestie oordeelde het Hof dat, zelfs als de privacy van belanghebbende was geschonden, dit niet leidde tot vermindering van de aanslag. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.