Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[bewoner 1] ,
2. [bewoner 2] ,
3. [bewoner 3] ,
4. [bewoner 4] ,
5. [bewoner 5] ,
6. [bewoner 6] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Haalbaarheidsonderzoek warmtepompen voor nieuwbouwwijk ‘De Teuge’, Zutphen”, nummer 1B113, uitgebracht (hierna: het haalbaarheidsrapport). In dit rapport is de gemeente Zutphen als opdrachtgever vermeld. Verder houdt het haalbaarheidsrapport onder meer in:
- warmtepomp met bronwater warmteonttrekking
- het lage primair energiegebruik
- de hoge duurzame energie-fractie.
2.Gegevens van het project
- zongeorienteerd bouwen m.b.t. de stedenbouwkundige indeling en situering van de woningen
- zeer goede isolatie- en kierdichting-voorzieningen
- hoog rendement warmteterugwinning
- individuele warmtepomp met koelvoorziening
- zonneboiler
- PV panelen
5. Analyse van de resultaten
6.Beschrijving en principeschema van de installatie
7.Kosten – baten en subsidietraject
8. Conclusies en aanbevelingen
“Convenant duurzame energie Zutphen – De Teuge”(hierna: het Convenant) gesloten. Het Convenant houdt in, voor zover van belang:
“Bijlage 2: Aansluit- en leveringsvoorwaarden”houdt onder meer in:
- vloerverwarming op de begane grond en badkamer
- en fan coil units in de slaapkamers.
“de kosten voor verwarming en koeling voor de bewoners De Teuge.”Vitens ( [de projectmanager] ) heeft dit bericht bij telefax van 22 april 2003 aan de gemeente Zutphen gestuurd onder bijvoeging van een kopie van
“onze folder”. In deze folder
“Aardwarmte in De Teuge in Zutphen”wordt onder andere vermeld:
“punt 7 leermomenten”in een door de heer [ambtenaar 1] van de gemeente Zutphen opgesteld verslag van een bespreking tussen Vitens en de gemeente Zutphen op 16 juni 2004 heeft Vitens ( [de projectmanager] ) bij e-mail van 6 juli 2004 aan de gemeente Zutphen ( [ambtenaar 1] ) onder meer opgemerkt:
Grondakte
Convenant
brief 10 okt. 2001
CBS prijsindex
“het leveren van warmte en koude”behoort, heeft Vitens aan IF Technology B.V. (hierna: IFT) opdracht gegeven advies uit te brengen. Op 24 januari 2006 heeft IFT op papier met het briefhoofd van Vitens het advies
“Bronwarmtesysteem De Teuge te Zutphen”met als subtitel
“Systeemomschrijving”(hierna: het advies Systeemomschrijving) uitgebracht. Dit advies houdt onder meer in:
“De Teuge te Zutphen, Onderzoek energiebalans”uitgebracht. In dat rapport wordt het systeemconcept op dezelfde wijze beschreven als in het advies Systeemomschrijving.
“Problemen warmtepompsysteem De Teuge te Zutphen – 1e fase eindconcept” uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer in:
2.Achtergrond
In de woonwijk “De Teuge” te Zutphen zijn in twee fases in totaal 187 woningen gebouwd met een individuele combi-warmtepomp voor verwarming, warmtapwater en passieve koeling, op basis van collectieve warmte/koude opslag in de bodem (WKO).
- comfortproblemen t.a.v. de temperatuurregeling
- comfortproblemen door tochtproblemen
- (…)
- energiegebruik hoger dan verwacht
- ongewenst schakelgedrag (pendelen) van de warmtepomp
- storingen en reparaties aan de warmtepompinstallaties
8 Conclusies en aanbevelingen
- structurele energieonbalans in de bodem (…)
- onherstelbare bronverstopping bij 4 van de 5 bronnen
“Onderzoek ‘De Teuge’ Fase 2A, Warmtevraag woningen”uitgevoerd. In het door haar op 25 juli 2012 uitgebrachte onderzoeksrapport, ook wel aangeduid als ‘TNO2 rapport’, heeft TNO ten aanzien van de warmtevraag in de praktijk onder meer het volgende opgemerkt. Uitgaande van een ‘worst case’-scenario zou een toename van 44% kunnen optreden van de totale warmtevraag van een individuele woning ten opzichte van de EPC-berekening. Indien dit optreedt bij 10% van het totaal aantal woningen, bedraagt de toename van de warmtevraag voor de gehele wijk 4,4%. Daaruit volgt dat het effect van afwijkingen ten opzichte van de EPC-berekeningen op de totale warmtevraag van woningen voor een individuele woning aanzienlijk kunnen zijn, maar voor de totale warmtevraag van de gehele wijk beperkt is. Het is waarschijnlijk dat het gebruik van de woning (aantal personen, thermostaatinstelling, ventilatiegedrag, huishoudelijk elektriciteitsgebruik) en het buitenklimaat van grotere invloed zijn op de warmtevraag dan de genoemde mogelijke afwijkingen. De meetgegevens van 2008 en 2010 geven geen aanleiding om te veronderstellen dat er in de realisatie van de woningen sprake is van structurele afwijkingen ten opzichte van de uitgangspunten in de EPC-verrekeningen die leiden tot een aanzienlijk hogere warmtevraag. Om meer inzicht te krijgen in de warmtevraag in de praktijk doet TNO de aanbeveling een nadere analyse te doen van het energieverbruik van meerdere jaren van alle woningen. Als conclusie en aanbeveling vermeldt het rapport onder meer dat de uitgangspunten voor de warmtevraag van de woningen, die in het haalbaarheidsonderzoek en het voorontwerp van het grondwatersysteem voor de het WKO-systeem zijn gehanteerd, niet eenduidig zijn en ook de herkomst daarvan niet duidelijk is. Verder bevatten de aan de te realiseren woningen gestelde eisen geen eis wat betreft de maximale warmtevraag en zijn in de beschikbare documentatie geen aanwijzingen gevonden dat bij het ontwerp van het grondwatersysteem en/of de ontwikkeling van de woningen tussen de betrokken partijen afstemming heeft plaatsgevonden over de maximaal te verwachten of te eisen warmtevraag van de woningen en/of het systeem. Tevens geven de beschikbare praktijkgegevens geen aanleiding om te veronderstellen dat sprake is van structurele afwijkingen in de warmtevraag van de gerealiseerde woningen ten opzichte van de verwachte warmtevraag volgens de EPC-berekeningen.
“zoals al eerder is gedaan in een schrijven van RWW Advocaten te Leiden van 25 augustus 2012.”Tevens wordt Vitens erop gewezen dat
“[i]n de verwachting dat op korte termijn de WKO hersteld zal worden dan wel een adequate warmtevoorziening daarvoor in de plaats komt”,tot dat moment aan de betalingsverplichting is voldaan. Voorts vermeldt de brief, voor zover relevant:
Vitens heeft met de gemeente Zutphen een convenant duurzame energie afgesloten in 2002. Hierin wordt verwezen naar de leverings- en aansluitvoorwaarden van Waterbedrijf Gelderland (rechtsvoorganger Vitens). Alle drie documenten doe ik u hierbij toekomen.
De gemeente heeft in de koopovereenkomst met de 1e bewoner, een kettingbeding opgenomen waarin de verplichting is opgenomen tot aansluiting van uw woning op het aardwarmtenet van Vitens. (…)
“verketelen”(omzetting naar verwarming door aardgas). De bewoners konden kiezen tussen een eenmalige vergoeding van € 8.250,- waarbij zij zelf een oplossing zouden regelen, en ombouw naar een HR cv-ketel door Vitens en uitkering van een coulancebedrag van € 3.750,-.
“Als aanvulling op bovengenoemde bedragen zal Vitens 50% van het vastrecht met terugwerkende kracht verrekenen tot 1 mei 2012. Dit was het moment van afschakelen van de infiltratiebronnen en het daardoor ontbreken van koeling.”Door te kiezen voor één van beide opties zouden de bewoners Vitens finale kwijting verlenen voor alle aanspraken die mogelijk uit de
“WKO problematiek”zouden voortvloeien. Voorwaarde was verder dat minimaal 70% van de bewoners zou meedoen, omdat de Gemeente Zutphen dan bereid zou zijn het convenant met Vitens te ontbinden. Zou dat percentage niet worden gehaald en het convenant niet worden ontbonden, dan zou Vitens meteen starten met herstel van de WKO-installatie. Bij brief van 22 november 2013 heeft Vitens meegedeeld dat dit percentage niet is gehaald en dat daarmee het aanbod van Vitens is komen te vervallen.
“naar gas of individueel WKO”kan worden gerealiseerd.
“de consequenties van een alternatieve installatie. Het betreft een onderzoek naar de consequenties voor de energieprestatie, het comfort en de kosten in de woning na het vervangen van een warmte- en koudeopslag (WKO) installatie door een individuele cv-ketel.”. Nieman heeft aan hen een rapport over hun individuele situatie uitgebracht, waarin zij onder meer een overzicht van schadecomponenten heeft opgenomen.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing
principaal hoger beroepopgekomen tegen het vonnis van de rechtbank van 29 april 2015. [de bewoners] hebben, na wijziging van eis bij memorie van grieven, gevorderd dat het hof, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, het vonnis van 29 april 2015 zal vernietigen en opnieuw recht doende:
principaal hoger beroepverweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [de bewoners] Als uitvloeisel van dat verweer heeft zij in
incidenteel hoger beroepeen grief ontwikkeld tegen het oordeel van de rechtbank onder 4.11 van het bestreden vonnis dat zij vanaf december 2011 tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis tot levering van warmte door middel van aardwarmte.
“toepassing van grondwarmte met een warmtepompsysteem”voor ruimteverwarming zoals beschreven in het haalbaarheidsrapport (de vereiste centrale installaties en een warmtedistributienet met bijbehoren) te leveren, aan te leggen, te beheren, in goede staat van onderhoud te houden (tot de hoofdafsluiters in de woningen) en te exploiteren. Tevens dient zij zorg te dragen voor de controle op het ontwerp en de uitvoering van de installaties in de woningen; voor de aanleg van de installatie in de woning zelf is zij evenwel niet verantwoordelijk (zie 3.6). Volgens het Convenant dient Vitens in het kader van de exploitatie van het collectieve systeem aan de woningen water aan te bieden in overeenstemming met de aansluit- en leveringsvoorwaarden (Convenant, Bijlage 2).
“aardwarmte”wordt gewonnen uit grondwater en dat het toegepaste systeem volgens Vitens in de zomer wordt gebruikt voor koeling van de woning en dat alleen een vast bedrag voor de aansluiting in rekening wordt gebracht omdat de invloed van het gebruik van de warmtepomp of de koeling op de bedrijfsvoering gering is.
“aansluitgegevens van het aardwarmtesysteem”is vermeld dat het water in het systeem ook voor koeling kan worden gebruikt en dat bij gebruik van een Inventum warmtepomp de koeling op dezelfde wijze wordt uitgevoerd als de verwarming (zie 3.13).
“toekomstige grondakte”en de mededeling dat daarvoor het Convenant geldt waar ook de grondeigenaar aan is gebonden omdat de gemeente
“dit convenant bindend verklaart in de grondakte.”In die brief spreekt Vitens de hoop uit dat zij met de toezending van de in die brief genoemde stukken en de verstrekte toelichting
“een compleet beeld van de rechten en plichten voor het aardwarmte systeem De Teuge”heeft gegeven (zie 3.14). Ook indien de heer [de projectmanager] als projectmanager niet bevoegd zou zijn geweest om bindende uitspraken te doen over rechtsbetrekkingen die Vitens is aangegaan, zoals Vitens heeft gesteld (memorie van antwoord, onder 22), neemt dat niet weg dat het Convenant met bijlagen de oorsprong is van zowel de aanleg en exploitatie van het WKO-systeem als de verplichte aansluiting daarop van de woningen in De Teuge.
“aardwarmtesysteem”en vervolgens dat het aanbieden van koeling in de woning een belangrijke bijdrage levert aan de regeneratie van de bronnen en resulteert in een kosten effectiever extern regeneratiesysteem en dat daardoor het wooncomfort in een goed geïsoleerde woning wordt verhoogd. Daarnaast wordt met zoveel woorden in de voorwaarden vermeld dat het LTV-systeem geschikt dient te zijn voor verwarming en koeling van de wooneenheid.
“warmte- en koudelevering”). Daarbij wordt
“bronwarmte en –koude”geleverd aan woningen en vindt de koudelevering in de zomer plaats. De bronwarmte wordt via een warmtewisselaar aan het grondwater onttrokken en overgedragen aan het distributienet. Die koudelevering zou worden gerealiseerd door warmte aan de woningen te onttrekken en deze via de warmtewisselaar in het grondwatersysteem terug te brengen. Een en ander diende te geschieden met het oog op de energiebalans die in de vergunning van GS voor het WKO-systeem is voorgeschreven (zie 3.8). Blijkens het memo van B&W van Zutphen van 16 oktober 2010 is die balans niet gerealiseerd onder meer omdat de woningen in de zomer minder koelen dan voorzien en derhalve minder energie aan het systeem leveren (zie 3.18). In het TNO-rapport van 20 april 2011 (zie 3.20) wordt opgemerkt dat de woningen in De Teuge zijn uitgerust met een individuele warmtepomp voor verwarming, wamtapwater en passieve koeling, op basis van collectieve warmte/koude opslag in de bodem. In verband met de mogelijkheid van vervanging van de aansluiting op het WKO-systeem door een aardgasaansluiting met verwarmingsketels wordt in dat rapport aangetekend dat daarmee
“de koelfunctie van de woninginstallaties vervalt.”
“aardwarmtenet”waarmee ook koude wordt geleverd (zie 3.26, 3.27).
voordatde woningen in De Teuge I respectievelijk II waren gerealiseerd en haar mededelingen aan de gemeente Zutphen en de bewoners
nadatde problemen met de WKO-installatie aan het licht kwamen en de rapporten waarop Vitens zich daarbij heeft gebaseerd, volgt dat ook in de opvatting van Vitens zelf uit de overeenkomst tot levering van energie voor haar tegenover de bewoners tevens de verplichting voortvloeide om koeling te leveren. Daarbij betrekt het hof dat de koelfunctie een integrerend onderdeel en een kenmerkende eigenschap van een deugdelijk functionerend WKO-systeem is en daaraan in ieder geval inherent is. Gemeten over een bepaalde periode dient de hoeveelheid warmte die voor levering aan de woningen aan de bodem wordt onttrokken immers in evenwicht te zijn met de hoeveelheid warmte die in de bodem wordt teruggevoerd. Dat doel kan niet worden gerealiseerd zonder de koelfunctie van het WKO-systeem, waarmee de in de bodem terug te voeren hoeveelheid warmte aan de woningen wordt onttrokken. De koelfunctie was volgens Vitens bovendien een meerwaarde van het WKO-systeem, die benadrukt moest worden om een negatieve sfeer rond aardwarmte te voorkomen (zie 3.12). Daarmee strookt dat zij in haar verweer bij de Geschillencommissie en haar brief van 26 september 2012 heeft geschreven dat het systeem ook wordt gebruikt voor het koelen van de woningen en dat koeling van de woning
“helaas”niet meer mogelijk is (zie 3.22, 3.25).
“verketeling”) nadat het principe van een collectief WKO-systeem was verlaten (zie 3.29, 3.30, 3.32, 3.33). Feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere conclusie leiden, hebben [de bewoners] niet gesteld en zijn ook anderszins niet gebleken.
“zodanig aan te passen dat er uitzicht is op een oplossing voor de gehele wijk.”
“verketeling”(aansluiting op het aardgasnet en plaatsing van een cv-ketel) of een evenredig geldbedrag waarmee de bewoners een individuele warmtevoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een individuele WKO-installatie naar keuze van de bewoners bekostigd kan worden. De infiltratiebronnen zijn in mei 2012, althans uiterlijk per 1 juli 2012 afgeschakeld (zie 3.34, 3.35).
“een mogelijkheid voor herstel”biedt. Zij heeft voorts meegedeeld dat zij op dat moment al enige tijd met een conventionele installatie de benodigde warmte aanbiedt. In dat verband heeft zij onderkend dat dit
“een drama voor de bewoners”is en zij
“met de brokken zitten”, omdat zij worden geconfronteerd met storingen in de warmtepompen en dat de warmtevoorziening en de behaaglijkheid van de woningen veel meer vereist dan het instellen van de thermostaat. Volgens Vitens geldt
“voor het project als totaal”dat de verwachtingen en uitgangspunten van het WKO-systeem bij de exploitatie niet zijn uitgekomen. Na raadpleging van deskundigen en bestuurders heeft zij de conclusie getrokken,
“dat de optredende problemen zodanig groot zijn dat herstel tot de oorspronkelijke uitgangspunten niet reëel is en bovendien niet betaalbaar.”Ook in haar brief aan 151 bewoners van 26 september 2012 heeft zij erkend dat de WKO-installatie niet meer naar behoren functioneert en zij warmte levert door middel van een vervangende stookinrichting waarbij koeling niet meer mogelijk is.
“WKO-warmte”meer, maar
“conventionele warmte”en de verstopping van de bronfilters was een probleem van Vitens zelf (memorie van antwoord, onder 13 respectievelijk 51). Naar het hof begrijpt, was levering van koeling/koude toen in het geheel niet meer mogelijk (zie 3.24, 3.25). Uit de mededelingen van Vitens in onderling verband en samenhang bezien, evenals haar desbetreffende stelling (memorie van antwoord, onder 13), ligt de oorzaak van het niet functioneren van het WKO-systeem in de voor alle bewoners op dezelfde wijze geldende omstandigheid dat de winputten zijn dichtgeslibd, waardoor zij door middel van het WKO systeem niet meer de energie kon leveren waartoe zij zich contractueel had verplicht. Voor zover Vitens (ter comparitie) heeft betoogd dat dit haar niet kan worden toegerekend omdat de putten zijn dichtgeslibd door de te grote (warmte)vraag vanuit de woningen, kan dat betoog haar niet baten. Nadat BAM de WKO-installatie in opdracht van de rechtsvoorganger van Vitens had ontworpen en aangelegd (zie 3.5, 3.6 - de considerans onder j. en artikel 1.1 van het Convenant) heeft Vitens de WKO-installatie geëxploiteerd en in dat kader met de verschillende eigenaren/bewoners de hier aan orde zijnde mondelinge overeenkomst tot energielevering gesloten. Hoewel in de aanloop naar het Convenant vanuit - voornamelijk - financiële overwegingen is besloten om de initieel voor de woningen geadviseerde voorzieningen als een zonneboiler en PV-installatie achterwege te laten (zie 3.4, 3.5), is de hoeveelheid af te nemen aardwarmte in die overeenkomsten met de bewoners echter niet gemaximeerd (zie 3.23). Evenmin is gesteld of gebleken dat [de bewoners] in redelijkheid hadden moeten begrijpen dat de af te nemen hoeveelheid aardwarmte aan een maximum was gebonden. Gelet op de verplichting van Vitens om te zorgen voor een betrouwbare energievoorziening, die naast de levering van energie ook inhoudt dat zij het WKO-systeem zodanig diende aan te (laten) leggen en te exploiteren, onderhoud daaronder begrepen, dat zij daarmee de overeengekomen energie (aardwarmte en koeling) aan de woningen in De Teuge kan leveren (zie ook 5.5), is het dichtslibben van de winputten dan een omstandigheid die in haar rechtsverhouding tot [de bewoners] voor rekening en risico van Vitens komt. Dat betekent dat in haar verhouding tot [de bewoners] vanaf november 2010 sprake is van niet-nakoming door Vitens van haar verbintenis uit de overeenkomst tot energielevering bestaande uit aardwarmte en koude/koeling zoals deze met de WKO-installatie was bedoeld en voorzien (zie 5.14 - 5.16). Anders dan Vitens heeft gesteld (memorie van antwoord, onder 11 en volgende), doet daaraan niet af dat de ene bewoner geen problemen heeft ondervonden of meer dan een andere, nu dit een omstandigheid is die speelt bij de beantwoording van de vraag of, en zo ja in hoeverre de eigenaren/bewoners als gevolg daarvan individueel voor vergoeding in aanmerking komende schade hebben geleden.
“mogelijkheid voor herstel”, maar heeft zij na uitvoerige raadpleging van deskundigen en bestuurders geconcludeerd dat de problemen zodanig groot zijn dat herstel tot de oorspronkelijke uitgangspunten niet reëel is en bovendien niet betaalbaar (zie 3.22). Voorts hebben 151 bewoners Vitens op 10 september 2012 in gebreke gesteld
“wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming, zoals al eerder is gedaan in een schrijven van RWV Advocaten te Leiden van 25 augustus 2012.”en daarbij opgemerkt dat zij tot dusver aan hun betalingsverplichting hebben voldaan in de verwachting dat
“op korte termijn de WKO hersteld zal worden dan wel een adequate warmtevoorziening daarvoor in de plaats komt.”(zie 3.24). Uit het verloop van de feiten volgt dat Vitens in juni 2013 aan de individuele bewoners heeft meegedeeld dat het traject voor herstel van de WKO installatie is ingezet en dat herstel volgens haar een reële en goede oplossing is (zie 3.28, 3.29). Bij deze stand van zaken lag het op de weg van Vitens om te onderbouwen hoe en op welke termijn zij de WKO-installatie zodanig zou herstellen dat zij weer aardwarmte en koeling kon leveren zoals overeengekomen en dat zij daartoe ook daadwerkelijk bereid en in staat was. Dat heeft Vitens echter niet gedaan. Zij heeft niet gesteld noch is anderszins gebleken dat de bewoners in september 2012 zodanig waren geïnformeerd over de door haar gedachte en toegezegde oplossing voor het herstel van het WKO-systeem in de gehele wijk en de termijn waarop dit zou worden gerealiseerd, dat de eigenaren/bewoners een redelijke inschatting konden maken of ná herstel de overeengekomen energie wel behoorlijk geleverd zou worden. De e-mail van Vitens aan een nieuwe bewoner van De Teuge van 5 juni 2013 dat zij nog geen duidelijkheid over de oplossingsrichting kon geven (zie 3.27) duidt daar eveneens op. De hiervoor genoemde mededelingen van Vitens kunnen zonder nadere toelichting, die ontbreekt, dan ook niet worden aangemerkt als een - rechtens relevant - aanbod om haar verplichting tot levering van aardwarmte en koeling alsnog behoorlijk na te komen. Evenmin kan de omstandigheid dat bij de bewoners geen draagvlak voor herstel bestond, worden geduid als een weigering om de overeengekomen energie af te nemen, noch is het anderszins een beletsel voor Vitens om, indien zij dit wenste, tot herstel over te gaan door nieuwe bronnen te slaan. Ook indien bij wijze van veronderstelling met Vitens wordt aangenomen dat de gemeente Zutphen het herstel heeft gefrustreerd, leidt dat niet tot een andere uitkomst. De handelwijze van de gemeente Zutphen als de contractuele wederpartij van Vitens bij het Convenant levert in de verhouding tussen Vitens en [de bewoners] niet een zodanig beletsel op. Meer of andere feiten die, indien bewezen, tot de door Vitens bepleite conclusie leiden zijn niet gesteld noch gebleken.
“Aardwarmte in De Teuge in Zutphen”daarvoor als reden genoemd dat het gebruik van de warmtepomp en de koeling vrijwel geen invloed heeft op de bedrijfsvoering (zie 3.11). Ook in de brief van 9 december 2005 wordt vermeld dat het daar genoemde maandbedrag van € 45,- (prijspeil 2001, fl. 99,16) geldt vanaf het moment dat de woning is aangesloten op het distributienetwerk en dat dit bedrag is gebaseerd op de totale kosten om het distributienetwerk inclusief de onttrekkings- of winputten te realiseren, welke kosten zijn gespecificeerd in bijlage 1 bij de brief van Vitens aan de gemeente Zutphen van 10 oktober 2001 (zie 3.13; memorie van grieven, productie 10). Voorts volgt uit de correspondentie tussen 151 bewoners en Vitens in september 2012 dat het vastrecht de aansluiting op de WKO installatie betreft en op dat moment € 55,- per maand bedraagt (zie 3.24, 3.25). Uit een en ander kan slechts worden afgeleid dat de overeenkomst tot energielevering tussen partijen inhield dat [de bewoners] voor de aansluiting op het WKO-distributienetwerk een vastrecht verschuldigd was, dat na jaarlijkse indexering van het in 2001 geldende tarief van € 45,- in september 2012 € 55,- per maand bedroeg.
“uren opdrachtgever”betreft kosten waarvoor het forfaitaire liquidatietarief geldt, nu het rapport in het kader van deze procedure (in opdracht van de raadsman van [de bewoners] ) is opgesteld. Voor zover al een schadevergoeding wordt toegekend, moeten de bedragen die Vitens uit het noodfonds heeft betaald voor reparaties van storingen hoewel die storingen niet aan haar te wijten waren, bij wege van voordeeltoerekening (artikel 6:100 BW) op het eventueel te betalen bedrag aan schadevergoeding in mindering worden gebracht.
“Kosten te hoog energieverbruik huidige (WKO)-installatie”(post 4 op de lijst) betreft de hogere energielasten wegens het falen van WKO-systeem. Deze post zal het hof onder a. bespreken. Onder b. zullen de kosten worden besproken die zijn gemoeid met de vervanging van de collectieve WKO-installatie met koelfunctie. Dat betreft de posten die [de bewoners] hebben opgevoerd onder 1. (
“Investeringskosten CV installatie en compressorkoelmachine, zonneboiler en PV panelen”), 2. (
”Vermindering energielasten door wijziging WKO naar CV”), 3. (“
Overige schadeposten”), 5. (
“Versnelde afschrijving warmtepomp”), alsmede 7. (
“Bouwkundige aanpassingen aanbrengen compressorkoelmachine”), 8. (
“Maatregelen beperken geluid”) en 9 (
“Afgiftesysteem koeling”). Daarna zal het hof onder c. de gestelde waardedaling van de woning behandelen (post 6.). Onder d. zullen de comfortklachten in de zin van aantasting van het wooncomfort (post 10.) worden besproken. Tot slot zal onder e. de post “
Uren opdrachtgever”(post 11.) aan de orde komen, ten aanzien van Van [bewoner 3] en [bewoner 4] tezamen met de door hen onder 12. genoemde schadenota’s.
“alle energiebesparende voorzieningen tezamen”, naar het hof begrijpt derhalve met inbegrip van de zonneboiler en de PV-panelen, werd de EPC-waarde volgens het haalbaarheidsrapport verlaagd van 0,98 naar 0,34. Daarbij werd het voorbehoud gemaakt dat per projectontwikkelaar op basis van kosten en baten keuzes worden gemaakt waardoor niet alle energiebesparende voorzieningen in de woningen worden toegepast (zie 3.4). In de rapporten van Nieman wordt opgemerkt dat is uitgegaan van de EPC-waarde ten tijde van de bouwvergunning (voor [de bewoners] elk 0,77, p. 10), hoewel deze niet eenduidig en correct is opgesteld omdat het opwekkingsrendement per woningtype verschilt (p. 6, 7). In die rapporten wordt tevens opgemerkt dat de EPC-waarde van de woningen afwijkt van de EPC-waarde in het haalbaarheidsrapport en dat een directe vergelijking tussen de gerealiseerde woning en de referentiewoning om die reden niet kan worden gemaakt. Naar het hof die rapporten begrijpt worden de redelijk te verwachten energielasten desondanks gebaseerd op de EPC-waarde (0,34) die de woning volgens het haalbaarheidsrapport heeft, derhalve met inbegrip van met name zonneboiler en PV-panelen, en worden de te verwachten lasten vervolgens afgezet tegen de energielasten die op basis van de EPC-waarde van de volgens bouwvergunning gerealiseerde woning kon worden verwacht waarbij de invloed van het gebruik van de woning (aantal personen, thermostaatinstelling, ventilatiegedrag en gebruik van huishoudelijke apparaten) naar het hof begrijpt buiten beschouwing is gelaten (pp. 10, 13, 14 en 22). Op basis van deze vergelijking komt de energielast volgens genoemde rapporten dan op jaarbasis voor [bewoner 1] en [bewoner 2] € 1.612,-
“Schade wooncomfort”bij het subonderdeel
“Huidige installatie”als
“Comfortklachten disfunctioneren huidige WKO-installatie”. Daarbij is echter niet een concreet schadebedrag genoemd, maar de afkorting
“n.b.”(memorie van grieven, producties 19a, 19b en 19c, telkens p. 26), die het hof gezien het overzicht van de schade van [de bewoners] opvat als een post pro memorie (memorie van grieven, onder 159 – 161).
“het verhaalbaar maken van het niet functioneren individueel/ in wijkverband”daarbij speelt. In dat verband wordt gesteld dat tot september 2013 in totaal door [bewoner 1] 332 uren à € 25,70 zijn besteed, door [bewoner 3] 86 uren à € 42, exclusief BTW en door [bewoner 5] 430 uren (producties 19a, 19b en 19c: rapporten van Nieman, telkens p. 25). Vitens heeft deze schadepost gemotiveerd betwist.