In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep in kort geding. De zaak betreft een geschil tussen Liander N.V. en Nedcool B.V. over de verzwaring van een elektriciteitsaansluiting. Nedcool had in eerste aanleg bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland een vordering ingesteld om Liander te veroordelen de aansluiting uiterlijk op 13 juli 2018 te realiseren, op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft deze vordering toegewezen, waarbij de dwangsom is gemaximeerd op € 2.500.000,--. Liander heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter overgenomen en beoordeeld of de vordering van Nedcool terecht was toegewezen. Het hof concludeert dat Liander op grond van de Elektriciteitswet verplicht is om de aansluiting binnen een redelijke termijn te realiseren, en dat deze termijn in dit geval 18 weken bedraagt. Het hof verwerpt de grieven van Liander, waaronder het beroep op overmacht en het discriminatieverbod, en oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat Liander de aansluiting niet tijdig heeft gerealiseerd.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt Liander in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van netbeheerders onder de Elektriciteitswet en de noodzaak om tijdig aan verzoeken om aansluiting te voldoen, vooral in situaties waar bedrijven afhankelijk zijn van tijdige leveringen voor hun bedrijfsvoering.