Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
“De netbeheerder is verplicht om verzoeken met betrekking tot transport van elektriciteit te behandelen. De verplichting is noodzakelijk om te waarborgen dat verzoekers zonder belemmeringen elektriciteit kunnen laten transporteren naar hun vestiging, ongeacht van wie zij deze elektriciteit betrekken.”(
Kamerstukken II, 1997/98, 25 621, nr. 3., p. 34.).
een aansluitingop het door die netbeheerder beheerde
net heeft,
of daarom verzoekt, de aansluitdienst wordt aangeboden. De Tarievencode spreekt aldus met zoveel woorden over een eerste aansluiting én over een aangeslotene die al een aansluiting op het net heeft. Dit maakt het nog aannemelijker dat tussen deze twee situaties voor de toepasselijkheid van de wettelijke bepalingen geen onderscheid wordt gemaakt. Aangenomen moet daarom worden dat artikel 23 E-wet niet enkel ziet op nieuwe aansluitingen maar ook op de verzwaring van bestaande aansluitingen op het net, zodat de in artikel 23 lid 3 E-wet genoemde redelijke termijn van maximaal achttien weken ook in het onderhavige geval van toepassing is. Dit leidt ertoe dat Liander in beginsel is gehouden om de door Nedcool verzochte aansluiting (in elk geval) uiterlijk op 13 juli 2018 (zijnde achttien weken na de datum van de opdrachtverstrekking door Nedcool aan Liander) te realiseren.
Kamerstukken II, 1997/98, 25 621, nr. 3., p. 35.). Op zichzelf moet op basis van lid 2 en de toelichting daarop worden aangenomen dat Liander Nedcool niet mag voortrekken of mag achterstellen ten opzichte van anderen binnen de geldende wettelijke termijnen, maar dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat Liander met een beroep op dit artikellid van haar wettelijke plicht om de gevraagde aansluitingen binnen achttien weken te realiseren wordt ontslagen.
€ 980,00