Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)
Staat der Nederlanden(Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de premieplicht voor volksverzekeringen van een Rijnvarende, geboren in 1974, die in 2011 in loondienst was bij een Luxemburgse vennootschap. De belanghebbende heeft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen van de Inspecteur, die ervan uitgaat dat de belanghebbende het gehele jaar in Nederland verzekerd is. De belanghebbende stelt echter dat hij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011 onder het Luxemburgse sociale zekerheidsrecht valt. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende als Rijnvarende moet worden aangemerkt en dat de Rijnvarendenovereenkomst van toepassing is. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd zonder dat er een A1-verklaring was afgegeven, wat betekent dat de situatie van artikel 5 van de Rijnvarendenovereenkomst niet van toepassing is. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur bevoegd was om de premie volksverzekeringen te heffen en dat de heffing niet in strijd is met de bevoegdheidstoedeling in de Rijnvarendenovereenkomst.
De belanghebbende heeft ook aangevoerd dat de Inspecteur de procedure van artikel 16 van de Toepassingsverordening niet heeft gevolgd, maar het Hof oordeelt dat dit niet van toepassing is in dit geval. Het Hof concludeert dat de belanghebbende niet kan aantonen dat hij recht heeft op toepassing van de Luxemburgse wetgeving en dat de Inspecteur in redelijkheid de Nederlandse wetgeving op hem heeft toegepast. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, maar het Hof kent wel een schadevergoeding toe voor overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.