Uitspraak
[appellant],
de gemeente,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten en het geding in eerste aanleg
grief 1gericht. De grief bestrijdt niet de juistheid van de door de rechtbank vastgestelde feiten, maar klaagt over de context waarin de rechtbank de feiten heeft geplaatst. Die klacht mist grond nu het de rechter vrij staat uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. Aangevuld met hetgeen verder in hoger beroep als gesteld en onvoldoende weersproken is komen vast te gaan, gaat het in deze zaak om het volgende.
Samenvatting
vensterbanken, een muurkachel, loderite, gevelpanelen, wandbeplating en golfplaten. (...)
[C] bepaalt de overeenkomst het volgende:
voor het gebruik als ruimte voor maatschappelijke doeleinden. Verkoper staat niet in voor andere eigen-schappen dan die voor vernoemd gebruik nodig zijn. Indien de feitelijke levering eerder plaatsvindt, zal de onroerende zaak op dat moment de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn. Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan de koper kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze overeenkomst.
het in lid 3 omschreven gebruik of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van het registergoed dan wel het nemen van andere maatregelen.
van (vloei)stoffen aanwezig.
naar het rapport inzake asbestinventarisatieonderzoek met kenmerk 53143614 d.d. 30 april
2014, uitgevoerd door MUG-Ingenieursbureau. Koper verklaart kennis te hebben genomen van
de inhoud van voornoemd rapport. Bij eventuele verwijdering van asbesthoudende materialen
dienen op grond van de milieuwetgeving speciale maatregelen te worden genomen.
Koper verklaart hiermee bekend te zijn en vrijwaart verkoper van alle aansprakelijkheid die uit de aanwezigheid van enig asbest in het registergoed kan voortvloeien.
opgegeven nodig zijn, geheel ontruimd, (…)
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.Beoordeling van de (overige) grieven en de vordering
ii) schending van de mededelingsplicht (grief 4), iii) dwaling (grief 5) en iv) onrechtmatige daad (grief 6). Partijen discussiëren daarnaast over de aangetroffen bodemverontreiniging.
grieven 2 en 3komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden aangenomen dat [C] door het asbest in de luchtbehandelingskanalen niet aan de overeenkomst beantwoordt. [appellant] stelt, althans zo begrijpt het hof zijn stellingen, dat hij op basis van het MUG-rapport, in samenhang met artikel 5 lid 3 van de overeenkomst, gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat [C] , uitgezonderd de door MUG geïnventariseerde plekken, vrij van asbest zou zijn.
2 lid 3 sub a van de leveringsakte in samenhang met de op bladzijde 1 van die akte opgenomen bestemming. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij op grond van deze bepaling mocht verwachten dat [C] op het moment van de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezat die nodig waren voor een normaal gebruik als woonhuis. Partijen zijn in de leveringsakte afgeweken van het in artikel 5 lid 3 van de koopovereenkomst bepaalde gebruik voor maatschappelijke doeleinden.
alleaansprakelijkheid uit de aanwezigheid van
enigasbest in het registergoed. Het verweer van [appellant] dat deze vrijwaring alleen betrekking heeft op claims van derden, vindt geen steun in de bewoordingen van artikel 5 lid 4 sub c en ligt gelet op de strekking van artikel 15 ook niet in de rede. Bovendien heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden gesteld die de door hem bepleite uitleg ondersteunen. Het standpunt van [appellant] dat deze aansprakelijkheidsbeperking alleen ziet op het door MUG geïnventariseerde asbest, moet eveneens van de hand worden gewezen nu uit de redelijkerwijs niet mis te verstane bewoordingen van artikel 5 lid 4 sub c "
enig asbest" volgt dat het gaat om al het in het gebouw aanwezige asbest. Ook ten aanzien van dit punt heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden gesteld die zijn uitleg van artikel 5 lid 4 sub c steunen. Een ter zake voldoende gespecificeerd bewijsaanbod ontbreekt. Het argument van [appellant] dat de aansprakelijkheidsbeperking kwalificeert als een oneerlijk beding in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG en om die reden niet zo ruim kan worden uitgelegd, gaat niet op. Over de aansprakelijkheidsbeperking is, zoals blijkt uit artikel 15 en de onder 2.13 genoemde e-mail, afzonderlijk onderhandeld, zodat artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG niet van toepassing is. Dat [appellant] , zoals ook blijkt uit zijn e-mail aan de heer Visser van 22 juni 2014 (prod. 81 bij memorie van antwoord) over dit beding geen vragen of opmerkingen had, betekent niet dat het geen onderwerp van de onderhandelingen tussen partijen is geweest.
"Luchtverwarmingskanalen te maken van 32 mm (…). inwendig met asbest bespoten".Verder is van belang dat het door MUG uitgevoerde asbestinventarisatie type A-onderzoek de lichtste inventarisatievariant betreft die de wet voorschrijft. Het onderzoek was beperkt tot het lokaliseren en vaststellen van alle direct waarneembare asbesthoudende materialen. Het rapport van MUG vermeldt dat er altijd een kleine mogelijkheid bestaat dat er nog verborgen materialen aanwezig zijn die tijdens de visuele inspectie niet konden worden geïnspecteerd. Om deze redenen heeft [appellant] er niet op mogen vertrouwen dat de luchtbehandelingskanalen geen asbest zouden bevatten. Dit vertrouwen kan hij evenmin ontlenen aan het feit dat de gemeente daarover verder geen mededelingen heeft gedaan.
grief 4, dat de gemeente hem ten onrechte niet alle beschikbare informatie over [C] heeft verstrekt, waaronder goedgekeurde bouwtekeningen, bestekomschrijvingen en besteklijsten. Het hof leest in dit verwijt en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen dan die door [appellant] reeds in eerste aanleg zijn aangevoerd en door de rechtbank in rechtsoverweging 4.13 van het bestreden vonnis gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog aan toe dat [appellant] ook in hoger beroep niet duidelijk heeft gemaakt wat de goedgekeurde bouwtekeningen en bestekomschrijvingen toevoegen aan de ontwerptekeningen die de gemeente aan hem en MUG ter beschikking heeft gesteld. Op basis van die ontwerptekeningen heeft MUG haar onderzoek immers gericht op de luchtbehandelingskanalen waarin volgens de informatie van bedoelde ontwerptekeningen asbest zou zijn verwerkt. Dat de gemeente, zoals [appellant] stelt en de gemeente betwist, op grond van het bouwdossier wist, althans had moeten weten dat de bevindingen van MUG onjuist waren, is een stelling die [appellant] niet nader heeft onderbouwd en die het hof overigens ook niet aannemelijk acht, nu de gemeente voor de inventarisatie van mogelijke asbest nu juist MUG had ingeschakeld.
grief 5.
bewustinformatie voor [appellant] heeft verzwegen, wordt door de gemeente betwist en is door [appellant] verder niet onderbouwd.
grief 8komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de door hem gestelde bodemvervuiling het normaal gebruik van [C] niet in de weg staat. Het oordeel van de rechtbank is gebaseerd op het door [appellant] overgelegde rapport van Enviso.