ECLI:NL:GHARL:2018:2630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
21-004037-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen vrijspraak van levensdelict

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 21 maart 2018, wordt het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. Het hof oordeelt dat de onjuiste gegevens in de akte van hoger beroep, zoals slordigheden en kennelijke vergissingen, geen onduidelijkheid hebben veroorzaakt bij de procespartijen over het doel van het hoger beroep. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 14 juli 2017, waarbij de verdachte vrijgesproken werd van de beschuldiging van moord. Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzittingen van 15 december 2017 en 7 maart 2018, waar de verdediging aanvoerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard vanwege de onjuistheden in de akte. Het hof concludeert echter dat de inhoud van de appelakte beslissend is en dat de onjuistheden in de akte van het openbaar ministerie niet leiden tot niet-ontvankelijkheid. Het hof benadrukt dat de maatschappelijke belangen in deze zaak zwaar wegen, gezien het feit dat het gaat om een vrijspraak van een levensdelict. De beslissing van het hof houdt in dat het onderzoek wordt heropend en dat de zaak op een later tijdstip opnieuw zal worden behandeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004037-17
Uitspraak d.d.: 21 maart 2018
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 14 juli 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-910061-15 en 08-770149-14, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [1984] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 december 2017 en 7 maart 2018. Ter terechtzitting van 15 december 2017 heeft de raadsman een preliminair verweer gevoerde inhoudende dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. Ter terechtzitting op 15 december 2017 is afgesproken dat de advocaat-generaal de gelegenheid krijgt om schriftelijk te reageren. De advocaat-generaal heeft op 22 februari 2018 schriftelijk gereageerd op het preliminaire standpunt.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting van 7 maart 2018 heeft de raadsman het preliminaire verweer herhaald en nader toegelicht. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman – samengevat – aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat:
de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep een verkeerde vonnisdatum vermeldt (14 juni 2017 in plaats van 14 juli 2017) en niet duidelijk is of het beoogde herstel (mocht hier al sprake van zijn) tijdig heeft plaatsgehad;
de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep – ook in geval een tijdig herstel van de vonnisdatum – ook een verkeerd parketnummer vermeldt (08-770146-14 in plaats van 08-770149-14);
de aanzegging hoger beroep uitsluitend het parketnummer 08-910061-15 vermeldt (en niet het parketnummer 08-770149-14);
de aanzegging hoger beroep als vonnisdatum 28 juni 2017 vermeldt (in plaats van 14 juli 2017);
op de akte behorend bij de aanzegging hoger beroep het parketnummer 08-910061-15 is vermeld (en niet 08-770149-14).
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich schriftelijk en ter terechtzitting op 7 maart 2018 op het standpunt gesteld dat sprake is van een appelakte zonder met pen aangebrachte wijziging en een exemplaar waarop met pen een aantekening is gemaakt. De oorspronkelijke appelakte betreft de akte zoals die is ondertekend door de officier van justitie. De akte – zoals die zich aanvankelijk alleen in het dossier van het hof bevond – betreft een akte van het door de officier ingestelde hoger beroep waarop met pen een aantekening is gemaakt. Hierbij is in deze akte bij de datum van het vonnis (14 juni 2017) met pen geschreven ‘moet 14 juli 2017 zijn’. Het renvooi is geparafeerd met dezelfde handtekening als die onder de oorspronkelijke appelakte is gezet door de griffier.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie niet betrokken is geweest bij die met pen geschreven aantekening, zodat geen herstel of wijziging van de akte heeft plaatsgevonden door het openbaar ministerie en de wijzigingen aldus geen rechtsgevolg kunnen hebben voor de ontvankelijkheid. Het hof dient bij de beantwoording van de vraag of het openbaar ministerie kan worden ontvangen in haar hoger beroep enkel uit te gaan van de akte zonder de met pen geschreven tekst waarvan door de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 maart 2018 een kopie aan het hof is overgelegd. Overigens moet de conclusie zijn dat sprake is geweest van kennelijke schrijffouten of vergissingen ten aanzien van de datum van het vonnis (‘juni’ in plaats van ‘juli’) en het parketnummer (slechts één cijfer, te weten een ‘6’ in plaats van een ‘9’). Er kan geen twijfel zijn waarop de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep doelde. Er is immers geen vonnis gewezen tegen de verdachte op 14 juni 2017 in een andere zaak met dezelfde parketnummers die in de kop van de appelakte zijn vermeld. Hetzelfde geldt ten aanzien van het foutieve parketnummer (08/770146-14) zoals is opgenomen in het beperkt ingestelde hoger beroep door de officier van justitie gelezen in combinatie met de parketnummers zoals opgenomen in de kop van de appelakte.
In de aanzegging van het hoger beroep wordt niet het parketnummer 08-770149-14 genoemd, maar het parketnummer van de ter terechtzitting gevoegde zaak, te weten: 08-910061-15. Ook in de andere stukken wordt dat laatste nummer gebezigd ter aanduiding van het vonnis, zodat deze verwijzing voor geen misverstand vatbaar is. De genoemde vonnisdatum van 28 juni 2017 in de aanzegging is onjuist. Ook hier is geen vergissing mogelijk, want er is geen vonnis gewezen tegen verdachte op 28 juni 2017. De akte moet echter als leidend worden geacht. Eventuele onjuistheden in een aanzegging hoger beroep of een daarvan opgemaakte akte kunnen niet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in haar hoger beroep.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van de feitelijke omstandigheden stelt het hof het volgende vast. Op 14 juni 2017 heeft de inhoudelijke behandeling van de aan verdachte onder de ter zitting gevoegde parketnummers 08-910061-15 en 08-770149-14 tenlastegelegde feiten plaatsgevonden. De voorzitter heeft het onderzoek vervolgens onderbroken tot de terechtzitting van 4 juli 2017. Op laatstgenoemde datum is het onderzoek gesloten en is medegedeeld dat uitspraak zou worden gedaan op 14 juli 2017.
De verdachte is op 14 juli 2017 vrijgesproken van het doden van [slachtoffer] op 17 december 2014 in Enschede (tenlastegelegd onder 1 van de dagvaarding met parketnummer
08-770149-14) en veroordeeld ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 5 op de dagvaarding met parketnummer 08-910061-15 tot een gevangenisstraf van 7 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Door de officier van justitie is op 17 juli 2017 (beperkt) en door de raadsman op 20 juli 2017 (beperkt) hoger beroep ingesteld. Aan de akte van het door de officier ingestelde hoger beroep is een appelschriftuur gehecht met een datumstempel van 17 juli 2017 en een tijdstip van 12:02 uur. Boven deze schriftuur is het parketnummer 08-770149-14 vermeld en in de schriftuur staat dat het hoger beroep is aangetekend omdat het OM zich niet kan verenigen met de vrijspraak van verdachte van de beschuldiging dat hij [slachtoffer] heeft gedood. In de schriftuur is voorts vermeld dat het OM nadrukkelijk geen beroep instelt tegen de beslissingen van de rechtbank in de zaak met parketnummer 08-910061-15. Aan de verdachte is een aanzegging hoger beroep gestuurd, die blijkens de akte uitreiking aan verdachte in persoon is betekend op 25 augustus 2017. In deze beide stukken is alleen het parketnummer 08-910061-15 vermeld.
Het hof stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of het openbaar ministerie kan worden ontvangen in haar hoger beroep, de inhoud van de appelakte beslissend is (vgl. HR 3 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5505). Nu er geen enkele aanwijzing bestaat dat de met pen aangebrachte wijziging op de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is gedaan op initiatief of met instemming en medeweten van de officier van justitie die het hoger beroep instelde, gaat het hof bij de beoordeling van de inhoud van de appelakte uit van de appelakte zonder de met pen aangebrachte tekst. Van deze appelakte is door de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 maart 2018 een kopie aan het hof overgelegd nu het hof tot dan toe enkel beschikte over de akte waarop met pen was aangetekend dat de datum van 14 juni 2017, 14 juli 2017 moet zijn. Het hof heeft ter zitting van 7 maart 2018 vastgesteld dat de door de advocaat-generaal overgelegde kopie van de akte, met uitzondering van de met pen geschreven tekst, volledig overeenstemt met het exemplaar zonder deze aantekening. Van een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie kan om deze reden derhalve geen sprake zijn.
In de akte rechtsmiddel van het door de officier van justitie beperkt ingestelde hoger beroep is zowel een onjuiste vonnisdatum als één onjuist parketnummer opgenomen. In de arresten die zijn aangehaald door raadsman is telkens sprake van of een verkeerd ingesteld rechtsmiddel (vgl. HR 22 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9727) dan wel een verkeerde vonnisdatum én een verkeerde kamer van de rechtbank (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden, 10 december 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9687). Het hof stelt vast dat de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep in het onderhavige geval onjuistheden bevat, maar deze zijn van andere aard en ernst dan die in de arresten waarnaar door de raadsman is verwezen. Het hof stelt daarbij vast dat in de kop van de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep wel het juiste parketnummer is opgenomen, zodat de ‘6’ in plaats van een ‘9’ naar het oordeel van het hof kan worden opgevat als een kennelijke verschrijving. Hoewel deze akte tevens een onjuiste datum van het vonnis vermeldt, kan in samenhang bezien met de in de kop vermelde parketnummers voor de verdediging geen misverstand hebben bestaan waartegen het hoger beroep van de officier van justitie zich richtte. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat op 14 juni 2017 geen ander vonnis tegen verdachte is gewezen, de inhoudelijke behandeling van de zaak tegen de verdachte op 14 juni 2017 heeft plaatsgevonden, geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een vonnis voordat dat vonnis is gewezen en deze onjuiste vermelding slechts één letter verschilt van de juiste vonnisdatum, te weten 14 juli 2017.Tenslotte stelt het hof vast dat de griffier in de akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep heeft opgenomen dat de officier van justitie op 17 juli 2017 ter griffie kwam om hoger beroep in te stellen en een afschrift van deze akte op 17 juli 2017 is verzonden aan de raadsman en de officier van justitie. Naar het oordeel van het hof betreffen de onjuistheden in deze akte onder deze omstandigheden slordigheden, kennelijke schrijffouten dan wel vergissingen. Vast staat dat er voor zowel het hof als de verdediging geen onduidelijkheid kan hebben bestaan over het met het instellen van hoger beroep beoogde doel van de officier van justitie.
Ingevolge artikel 409, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan de verdachte de aanzegging van het hoger beroep in persoon betekend. Deze aanzegging en akte uitreiking bevatten het parketnummer van de gevoegde zaak en niet het parketnummer van de zaak waartegen het hoger beroep van de officier van justitie zich uitsluitend richtte. Voorts vermeldt de aanzegging een onjuiste vonnisdatum, in dit geval 28 juni 2017.
Dit alles laat onverlet dat de inhoud van de appelakte naar het oordeel van het hof beslissend is voor de vraag of het openbaar ministerie kan worden ontvangen in het hoger beroep. Voornoemde bepaling strekt ertoe de processuele positie van de verdachte in die zin te beschermen dat hij zo tijdig op de hoogte is van het door de officier ingestelde hoger beroep als nodig is voor de voorbereiding van zijn verdediging (vgl. 16 februari 1993,
NJ1993, 604 en HR 3 april 2010, ECLI:NL:HR:2012:BV7417). Het verweer van de raadsman geeft er noch blijk van dat de verdediging niet of onvoldoende heeft begrepen waartegen het hoger beroep van het openbaar ministerie zich richtte, noch heeft zij – als dat gebrek zich wel voordeed – daardoor onvoldoende tijd gehad voor de voorbereiding van de verdediging.
Het hof heeft bij de beoordeling voorts acht geslagen op de grote maatschappelijke belangen die op het spel staan (vgl. HR 29 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2340). Deze belangen, in dit geval de ontvankelijkheid van het hoger beroep tegen een vrijspraak van een levensdelict, wegen zwaarder dan de door de raadsman van verdachte verzochte scherpe sanctionering van de kennelijke verschrijvingen, vergissingen dan wel onjuistheden in een akte van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep, de aanzegging hoger beroep en de akte uitreiking van die aanzegging. Gelet op al het vorenstaande wordt het verweer van de raadsman verworpen, zodat het openbaar ministerie kan worden ontvangen in het ingestelde hoger beroep tegen de vrijspraak van feit 1 van de inleidende dagvaarding met parketnummer 08-770149-14.
Beperkingen in de akte van het door de verdediging ingestelde hoger beroep.
In de akte rechtsmiddel van de verdediging zijn beperkingen opgenomen die ingevolge artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering ontoelaatbaar zijn. De raadsman heeft blijkens de akte beoogd het hoger beroep te beperken tot (onder meer) feit 2 subsidiair en feit 3 meer subsidiair. Bij een veroordeling ter zake een subsidiair of meer subsidiair onderdeel van de tenlastelegging brengt het hoger beroep mee dat het hof over de gehele tenlastelegging van die feiten moet oordelen. De raadsman heeft ter terechtzitting van 7 maart 2018 aangegeven die beperkingen niet te handhaven, zodat verdachte zonder de ten onrechte in de appelakte opgenomen beperkingen het hoger beroep kan doorzetten (vgl. 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6561).
Het hof verklaart verdachte daarom ontvankelijk in het hoger beroep dat is gericht tegen de feiten 1, 2, 3 en 5 zoals tenlastegelegd onder parketnummer 08-910061-15.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in het hoger beroep dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 1 zoals tenlastegelegd onder parketnummer 08-770149-14.
Verklaart verdachte ontvankelijk in het hoger beroep dat is gericht tegen de feiten 1, 2, 3 en 5 zoals tenlastegelegd onder parketnummer 08-910061-15.
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Om de klemmende reden dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het hiervoor genoemde tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte, aan de nabestaanden en aan de raadsvrouw van de nabestaanden.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van K. Elema, griffier,
en op 21 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 maart 2018.
Tegenwoordig:
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. J. Brink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.