ECLI:NL:HR:2011:BR2340
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep bij niet-tijdige indiening van appelschriftuur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep, waarbij de verdediging aanvoerde dat de appelschriftuur niet tijdig was ingediend. De verdachte, geboren in 1949, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin het verweer van niet-ontvankelijkheid werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is op gevallen waarin de appelschriftuur niet tijdig is ingediend. De Hoge Raad benadrukte dat de beoordeling van het belang van het appel ten opzichte van de niet-ontvankelijkheid in hoge mate afhankelijk is van de feitenrechter, en dat het oordeel van de feitenrechter in cassatie slechts beperkt kan worden getoetst. Het Hof had geoordeeld dat het belang van het ingestelde appel, gezien de grote maatschappelijke belangen, zwaarder weegt dan de sanctionering van de tardieve indiening door het openbaar ministerie. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof.