Uitspraak
[appellant],
DeLaval,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten en grief I
grief 1gericht, aldus dat de vaststelling van de feiten niet volledig is. Het hof zal hierna de feiten zelf vaststellen en daarbij rekening houden met de door [appellant] in de toelichting op deze grief genoemde en in voor het eerst in hoger beroep in het geding gebrachte brieven van 3 maart 2011, 1 februari 2013 en
Waarom en/of waardoor er nu water in de tank komt is door ons niet met zekerheid te
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven 1 tot en met 5bezwaar tegen de beslissingen van de rechtbank dat [appellant] niet bij DeLaval heeft geklaagd over
verontreiniging van de melken dat, indien [appellant] wel in 2009 tijdig zou hebben geklaagd, de vordering van [appellant] ter zake van die verontreiniging op grond van artikel
het water in de melkheeft geklaagd en dat de daarop gebaseerde vordering van [appellant] op grond van artikel 7:23 lid 2 BW is verjaard.
Grief 6houdt in dat ten aanzien van de beide gebreken met de brieven van 15 augustus 2010 en 5 februari 2011 tijdig is geklaagd en de verjaring is gestuit. Het hof zal per gebrek beoordelen of de aldus met elkaar samenhangende grieven falen of slagen.
6.Beslissing
25 oktober 2016in het geding dient/dienen brengen,
11 oktober 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;