Uitspraak
[A],
[A c.s.] ,
1.[X] ,
[X],
2. [X Holding BV] ,
[X Holding BV],
3. [X B.V.] ,
[X B.V.],
4. [X Beheer BV] ,
[X Beheer BV],
[X c.s.] ,
5. ABN AMRO N.V.,
ABN AMRO,
Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
krijgt op basis van de aan ABN AMRO verstrekte informatie een krediet in rekeningcourant ter beschikking tegen de in deze overeenkomst met bijbehorende bijlage vermelde condities.
"Het in de markt zetten en verkopen van producten voor derden, het uitoefenen van een beheer- en financieringsmaatschappij (…)"naar
"Fabricage van gereedschappen en machineonderdelen, bewerken van kunststoffen en metalen (…)"(prod. 8 bij de inleidende dagvaarding).
"Naar aanleiding van onze brief van 5 januari 2009 heeft u op 7 januari jl. telefonisch contact gezocht en heeft u ons toegezegd ons een betalingsvoorstel toe te zenden. Wij hebben tot op heden geen voorstel van u mogen ontvangen. (…) "
[Z B.V.] (voorheen [Y B.V.] )" heeft ABN AMRO, voor zover van belang, onder meer het volgende geschreven:
voornemens de roerende zaken voor een bedrag van € 365.000,- te verkopen aan [K B.V.] te [vestigingsplaats] , welke B.V. vertegenwoordigd wordt door haar directeur
tegen de onderhandse verkoop hebben aangevoerd. Niet gesteld of gebleken is dat onder de huidige omstandigheden een hogere koopprijs gegenereerd kan worden dan thans is gerealiseerd. Daarbij dient tevens in aanmerking worden genomen dat een door FDR & Associees uitgevoerde taxatie een liquidatiewaarde oplevert van € 315.000,--. Voorts is niet gebleken dat de koper op enigerlei wijze gelieerd is aan verzoekster, haar indirecte aandeelhouder en/of bestuurder of een door haar beheerste vennootschap.(…)"
koopt van ABN AMRO bank de inventaris volgens taxatie, zie koopovereenkomst ABN-AMRO, zoals aanwezig in het pand [adres] voor de prijs van € 365.000,--. (…)
koopt de onder 1. vermelde inventaris voor de prijs die partij 1 betaald heeft aan de ABN-AMRO.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg.
5.De beoordeling van de vordering en de grieven
Grief XIV(door [A c.s.] voor de tweede keer genummerd als grief IX, op p. 20 memorie van grieven) richt zich in het bijzonder tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot - kort gezegd - de aansprakelijkheid van ABN AMRO voor de door [A c.s.] geleden schade. Het hof destilleert uit de toelichting op de grieven het volgende verwijt. ABN AMRO zou in strijd met haar zorgplicht jegens [A c.s.] hebben gehandeld, met name waar het gaat om de rol die ABN AMRO volgens [A c.s.] heeft gespeeld bij de doorstart van [Z B.V.] en het uitwinnen van haar zekerheidsrechten.
"Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 4.5. samengevat dat [A c.s.] de andere (rechts) personen dan [Z B.V.] (uitsluitend) kan aanspreken als het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering op [Z B.V.] het gevolg is van het handelen of nalaten van één van de andere (rechts-) personen als bestuurder."
"Ten onrechte overweegt de rechtbank ten aanzien van [X B.V.] hetgeen zij in haar rechtsoverwegingen 4.24 tot en met 4.28 overweegt."
"Ten onrechte overweegt de rechtbank ten aanzien van [X] hetgeen zij in haar rechtsoverwegingen 4.8. tot en met 4.21 overweegt."
"Ten onrechte overweegt de rechtbank in rov. 4.23 en 4.29 dat de aansprakelijkheid van [X Holding BV] afstuit op hetgeen is overwogen ten aanzien van de aansprakelijkheid van [X] en dat de aansprakelijkheid van [X Beheer BV] afstuit op hetgeen is overwogen ten aanzien van [X] , [X Holding BV] en [X B.V.] "
door niet een koopsom te betalen welke een redelijk denkend en handelend koper zou hebben overgehad voor de voortzetting van de door [Z B.V.] uitgeoefende onderneming handelde [X B.V.] onrechtmatig jegens [A c.s.] . Dat klemt temeer waar [X B.V.] deel uitmaakte van hetzelfde concern als [Z B.V.] en de wetenschap van [Z B.V.] daarmee haar wetenschap was, zodat ook
"door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen, en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, doch ook op deze rechtspersonen zelf, omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf. De omstandigheden van het geval kunnen evenwel ook zo uitzonderlijk van aard zijn dat vereenzelviging van de betrokken rechtspersonen — het volledig wegdenken van het identiteitsverschil — de meest aangewezen vorm van redres is."
6.De beslissing
roldatum dinsdag 17 mei 2016, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden vastgesteld;