Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
) verkocht voor 20% aan [de vennootschap 1] , bestuurd door [appellant] , en voor 80% aan [de holding] , bestuurd door [gedaagde] , voor een koopprijs van € 7.278,24 per aandeel, derhalve € 1.310.084, een en ander in drie jaar te voldoen in vier termijnen van elk € 240.825 en een slottermijn van € 346.784. Bij akte van levering van 23 augustus 2010 zijn de aandelen aan [de vennootschap 1] en [de holding] overgedragen en is de koopprijs omgezet in een geldlening met dezelfde termijnen. Op diezelfde datum heeft [de vennootschap 2] , tevens 80% aandeelhouder van [het bedrijf] , van [geïntimeerde] de aandelen gekocht in haar drie overige dochtervennootschappen, tevens werkmaatschappijen ( [werkmaatschappij 1] , [werkmaatschappij 2] en [werkmaatschappij 3] ). [de vennootschap 1] en [de holding] zijn bij gewijsden van 23 mei 2011 en 21 november 2012 hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de eerste en tweede respectievelijk de derde en vierde leningstermijn. Zij hebben hieraan niet voldaan. Uiteindelijk zijn met uitzondering van [geïntimeerde] al deze vennootschappen alsmede [gedaagde] gefailleerd.
5.Slotsom
€ 6.874,00(2 punten x tarief VIII en 1 punt x tarief II)
€ 1.553,00
€ 4.580,00(1 punt x appeltarief VIII)