Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.Slotsom
€ 3.895,-(1 punt x tarief VII)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, stond de aansprakelijkheid van een bestuurder na het faillissement van een vennootschap centraal. De curator, mr. Gabrielle Wilhelmina Maria Janssen, had de bestuurder van de vennootschap, [geïntimeerde], aangeklaagd op basis van artikel 2:248 BW, dat de aansprakelijkheid van bestuurders regelt in geval van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De curator stelde dat [geïntimeerde] aansprakelijk was voor het tekort in het faillissement van de vennootschap, dat op 12 april 2011 was uitgesproken, en dat hij onrechtmatig had gehandeld door selectieve betalingen aan crediteuren te doen in de periode voorafgaand aan het faillissement.
Het hof oordeelde dat de curator onvoldoende bewijs had geleverd dat [geïntimeerde] zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk had vervuld. De curator had niet aangetoond dat de ondeugdelijke boekhouding van de vennootschap een belangrijke oorzaak van het faillissement was. Het hof concludeerde dat de externe omstandigheden, zoals de economische crisis en de ziekte van [geïntimeerde], een belangrijke rol hadden gespeeld in het faillissement. De curator had niet aangetoond dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt voor de selectieve betalingen aan crediteuren, aangezien deze betalingen niet als onrechtmatig konden worden aangemerkt.
De grieven van de curator werden afgewezen en de vonnissen van de rechtbank werden bekrachtigd. Het hof veroordeelde de curator in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] werden vastgesteld op € 5.448,-. Dit arrest werd uitgesproken op 16 juni 2015.