In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 april 2014. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 12 te [Z] voor de onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2013. De Heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had de waarde vastgesteld op € 345.000, maar belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat deze te hoog was vastgesteld. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 12 augustus 2014 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De Heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport, terwijl belanghebbende zich beriep op een waardedaling van 8% op basis van gegevens van de NVM. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat ook belanghebbende zijn voorgestelde waarde niet had kunnen onderbouwen. Uiteindelijk heeft het Hof de waarde van de woning vastgesteld op € 335.000, waarbij het de uitspraak van de rechtbank heeft vernietigd en de Heffingsambtenaar heeft veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de Heffingsambtenaar als de belanghebbende om hun respectieve waarden aannemelijk te maken. Het Hof heeft de waarde in goede justitie vastgesteld, gezien de tekortkomingen in de onderbouwing van beide partijen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.