ECLI:NL:RBNHO:2020:3959
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend, die de waarde van de woning voor het jaar 2019 had vastgesteld op € 227.000. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de waarde op € 226.000 moest worden vastgesteld, verwijzend naar vergelijkingsobjecten en een taxatierapport dat hij had laten opstellen. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en dat de waarde van een vergelijkingsobject, dat nagenoeg identiek was aan zijn woning, zou moeten prevaleren. Verweerder, de heffingsambtenaar, verdedigde de vastgestelde waarde en voegde een waardematrix toe ter onderbouwing. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning niet substantieel genoeg waren om de waarde aan te passen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in het openbaar gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.