In deze zaak gaat het om de vraag of de op naam van de pachter gestelde varkensrechten in het faillissement van de pachter vallen. De curator, mr. P.H. Vestiens, heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank Zutphen aangevochten, die oordeelde dat de varkensrechten niet tot de failliete boedel van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. behoorden. De pachtovereenkomst van 22 juli 1998 tussen [geïntimeerde sub 2] en [bedrijf 1] B.V. stipuleerde dat de varkensrechten geregistreerd stonden op naam van de pachter, maar de curator betwistte dit en stelde dat de rechten tot de failliete boedel behoorden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de inhoud van de pachtovereenkomst en de relevante wetgeving, zoals de Meststoffenwet en de Faillissementswet.
Het hof concludeert dat de varkensrechten altijd aan [geïntimeerde sub 2] hebben toebehoord en dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld door zijn medewerking aan de wijziging van de registratie van deze rechten te weigeren. De curator had moeten meewerken aan de wijziging van de registratie bij de Dienst Regelingen, zodat [geïntimeerde sub 1] gebruik kon maken van de varkensrechten. De weigering van de curator om deze medewerking te verlenen, gebaseerd op een onjuiste uitleg van de pachtovereenkomst, leidde tot schade voor [geïntimeerde sub 1]. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de curator in de kosten van het hoger beroep.