ECLI:NL:HR:2004:AO3858
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de eigendom van visdocumenten in faillissement
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Agin Holding B.V. en Mr. E.A.E.G.J. Libosan, curator in het faillissement van [betrokkene 1]. Agin, de eiseres tot cassatie, had de curator gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vorderde dat de curator zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 400.000,--, vermeerderd met wettelijke rente. De curator had in reconventie gevorderd dat de visdocumenten, die aan [betrokkene 1] waren verleend, tot de faillissementsboedel behoren en dat Agin schadevergoeding moest betalen. De rechtbank heeft de vordering van Agin afgewezen en de vordering van de curator toegewezen, wat door het gerechtshof in hoger beroep is bekrachtigd.
Agin heeft cassatie ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de curator onrechtmatig had gehandeld door de visdocumenten aan een derde te verkopen. De Hoge Raad oordeelde dat de visdocumenten als 'andere rechten' onder artikel 3:83 lid 3 BW vallen en dat er geen geldige overdracht had plaatsgevonden vóór de faillietverklaring van [betrokkene 1]. De Hoge Raad bevestigde dat de curator rechtmatig had gehandeld door de visdocumenten te verkopen, aangezien deze tot de faillissementsboedel behoorden. De Hoge Raad verwierp het beroep van Agin en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die op € 1.666,34 werden begroot.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de publiekrechtelijke aspecten van vergunningen en de noodzaak van een wijziging van de tenaamstelling om rechten te kunnen overdragen in het geval van faillissement. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop privaatrechtelijke overeenkomsten en publiekrechtelijke vergunningen met elkaar in verband staan, vooral in faillissementssituaties.