ECLI:NL:RBGEL:2021:5986

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
C/05/380733 / HZ ZA 20-455
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen over de eigendom van fosfaatrechten in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland zich gebogen over de vraag wie de rechthebbende is op 500 kg fosfaatrechten die op het moment van faillissement van de gefailleerde partij geregistreerd stonden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De eiser in conventie, die ook verweerder in reconventie is, stelt dat de fosfaatrechten tot zijn vermogen behoren, terwijl de curator en Berg Fourage betwisten dat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de voorwaarden waaronder fosfaatrechten van het ene vermogen naar het andere overgaan, en heeft besloten prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Deze vragen betreffen de vereisten voor een geldige overdracht van fosfaatrechten en de betekenis van registratie bij de RVO. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de inhoud van de te stellen vragen. De uitspraak is gedaan op 10 november 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/380733 / HZ ZA 20-455
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
[eiser in conventie/verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.H.N. van Spanje te Veenendaal,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERG FOURAGE B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. S. Kroesbergen te Hoogeveen,
2.
[curator]in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[gefailleerde partij 1],
[gefailleerde partij 2]en maatschap
[gefailleerde partij 3],
kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , Berg Fourage en de curator genoemd worden. De drie gefailleerde partijen zullen gezamenlijk [drie gefailleerde partijen] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 juni 2021
  • de akte wijziging eis in conventie, bij bericht van 17 september 2021 aan de rechtbank verzonden
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 september 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[drie gefailleerde partijen] heeft een bedrijf geëxploiteerd dat zich bezighield met het opfokken en houden van melkvee [1] . Bij beschikking van 12 januari 2018 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) het aantal fosfaatrechten van [drie gefailleerde partijen] vastgesteld op 2.238 kg [2] .
2.2.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft een eenmanszaak die zich volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bezighoudt met het houden en fokken van melkvee [3] . Aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zijn in het verleden fosfaatrechten toegekend.
2.3.
Berg Fourage is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de handel in veevoeder. [drie gefailleerde partijen] was een klant van Berg Fourage.
2.4.
Op 20 maart 2019 hebben [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [drie gefailleerde partijen] een huurkoopovereenkomst melkvee fosfaatrechten met kooprecht gesloten (hierna: de huurkoopovereenkomst [4] ), op grond waarvan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] fosfaatrechten is gaan verhuren aan [drie gefailleerde partijen] . In de huurkoopovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
Verhuur
(…)
a. Verhuurder verhuurd aan huurder en huurder huurt van verhuurder totaal 500 kg fosfaat, netto na overdrachtsafroming te registreren bij huurder.
b. De overdracht bij RVO wordt gemeld als overdracht van fosfaatrechten van verkoper naar koper. Bij overdracht wordt door de overheid 10% afgeroomd. De huurder krijgt 90% van de fosfaatrechten geregistreerd. (bruto 555,55 kg netto 500 kg)
(…)
Huurprijs
a. Huurder betaalt een huurprijs van € 35,- (excl. BTW) per fosfaatrecht / jaar. De totale prijs bedraagt derhalve € 17.500,- excl. BTW / jaar (…) € 21.175,- incl. BTW
(…)
BEDINGEN
LEVERING
Artikel 1
Levering van het verhuurde vindt plaats door registratie van het verhuurde op naam van de huurder in de daartoe door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gehouden registers middels een (digitaal) overdracht formulier.
Het (…) bedoelde formulier wordt door partijen direct na betaling van de 1e termijn van het 1e jaar (2019) ingevoerd en digitaal ondertekend en verstuurd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
(…)
GARANTIEVERKLARINGEN VAN DE VERHUURDER
Artikel 6
Verhuurder is bevoegd tot verkoop en levering van het verhuurde aan het einde van de afgesproken huurperiode.
(…)
KOOPRECHT FOSFAATRECHTEN
Artikel 12
a. Huurder heeft na afloop van de huurperiode het recht om de netto geregistreerde fosfaatrechten te kopen tegen € 40,- excl. Btw. per kg. netto te benutten rechten in dat kalenderjaar. Uiterlijk 30 dagen na afloop van de huurperiode zal huurder aan verhuurder schriftelijk, dan wel per email aan verhuurder aangeven of huurder gebruik maakt van dit recht tot koop.
(…)
NADERE AFWIJKENDE AFSPRAKEN
Artikel 13
a. Partijen verklaren hierbij hun volledige medewerking te verlenen bij alle formaliteiten en alle handelingen te verrichten welke noodzakelijk mochten blijken te zijn om het verhuurde over te zetten op naam van huurder dan wel een nader te noemen rechtsopvolger, zonder dat hij hiervoor vergoeding zal vragen. Indien geen overdracht binnen de wettelijke mogelijkheden om deze fosfaatrechten aan huurder over te dragen bestaat, kan verhuurder nimmer worden aangesproken ter zake het niet of niet volledig kunnen overdragen en leveren van deze rechten en vrijwaart huurder verhuurder ter zake van iedere aanspraak, hoe ook genaamd.
(…)
d. De huur van de rechten in deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar. De periode van 01-01-2019 t/m 31-12-2023
e. Indien er na de huurperiode geen sprake is van koop zal huurder de gehuurde rechten overschrijven naar een door verhuurder aangegeven partij. (…)”
2.5.
Eind maart 2019 zijn 500 kg fosfaatrechten op naam van [drie gefailleerde partijen] geregistreerd bij de RVO. In de ontvangstbevestiging van het verzoek tot registratie van de RVO is als verwerver de [gefailleerde partij 3] vermeld en is de vraag of er sprake is van lease met “nee” beantwoord [5] .
2.6.
Begin 2020 is [drie gefailleerde partijen] in financiële moeilijkheden geraakt waardoor hij niet meer aan zijn verplichtingen jegens [eiser in conventie/verweerder in reconventie] kon voldoen.
2.7.
Bij brief van 8 mei 2020 heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] [drie gefailleerde partijen] medegedeeld dat de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen en dat hij via de bemiddelaar heeft vernomen dat [drie gefailleerde partijen] ook niet voornemens is de afspraak nog na te komen omdat de koeien zijn afgevoerd. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft [drie gefailleerde partijen] in gebreke gesteld en aangekondigd een nieuwe huurder voor de fosfaatrechten te zoeken om de schade te beperken [6] .
2.8.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft vervolgens met instemming van [drie gefailleerde partijen] op 29 mei 2020 als verhuurder een huurkoopovereenkomst melkvee fosfaatrechten met kooprecht met [naam huurder] als huurder gesloten [7] , met betrekking tot (netto) 400 kg fosfaatrechten voor de periode van 1 januari 2020 tot 31 december 2023.
2.9.
Op 2 juni 2020 hebben [drie gefailleerde partijen] en [naam huurder] bij de RVO melding gemaakt van de overdracht van 500 kg fosfaatrechten (waarvan 400 kg door verwerver mag worden benut als gevolg van afroming die van toepassing is bij overdracht) en verzocht om overschrijving op naam van [naam huurder] . Als vervreemder is de [gefailleerde partij 3] vermeld en Maatschap [naam huurder] als verwerver. De vraag of er sprake is van lease is in de melding met “nee” beantwoord. De RVO heeft in de ontvangstbevestiging van 10 juni 2020 medegedeeld dat de melding in behandeling wordt genomen nadat de leges zijn betaald [8] .
2.10.
Bij exploot van 11 juni 2020 heeft Berg Fourage, na verlof daartoe te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, ten laste van [drie gefailleerde partijen] conservatoir derdenbeslag laten leggen op bij de RVO op naam van [drie gefailleerde partijen] geregistreerde fosfaatrechten [9] .
2.11.
Het door Berg Fourage ten laste van [drie gefailleerde partijen] op de fosfaatrechten gelegde conservatoir beslag is op 16 juli 2020 geregistreerd door de RVO [10] .
2.12.
Bij vonnis van 12 augustus 2020 van de rechtbank Overijssel is [drie gefailleerde partijen] bij verstek hoofdelijk veroordeeld om aan Berg Fourage te betalen een bedrag van € 57.368,21, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, beslagkosten, proces- en nakosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard [11] .
2.13.
Berg Fourage heeft het vonnis van 12 augustus 2020 op 24 augustus 2020 aan [drie gefailleerde partijen] laten betekenen. De deurwaarder heeft bij exploot van diezelfde datum aan [drie gefailleerde partijen] bevel gedaan om binnen twee dagen aan de inhoud van het vonnis te voldoen. [12] [drie gefailleerde partijen] heeft niet aan dit bevel voldaan.
2.14.
Op 15 september 2020 heeft de RVO het executoriaal beslag ten laste van [drie gefailleerde partijen] op de fosfaatrechten geregistreerd namens Berg Fourage [13] .
2.15.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft Berg Fourage vervolgens verscheidene keren bericht dat de door het beslag getroffen fosfaatrechten geen eigendom van [drie gefailleerde partijen] zijn en verzocht het beslag op te heffen. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft Berg Fourage aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van de beslaglegging [14] .
2.16.
Berg Fourage heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] medegedeeld niet tot opheffing van het beslag over te zullen gaan [15] .
2.17.
Bij exploot van 4 november 2020 hebben [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [naam huurder] , na verlof daartoe te hebben verkregen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, ten laste van [drie gefailleerde partijen] conservatoir beslag tot levering laten leggen op de bij RVO op naam van [drie gefailleerde partijen] geregistreerde 500 kilo fosfaatrechten [16] .
2.18.
Bij vonnis in kort geding van 3 december 2020 van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is de vordering in conventie van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [naam huurder] tot opheffing van het door Berg Fourage gelegde beslag, evenals de vordering in reconventie van Berg Fourage tot opheffing van het door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gelegde beslag, afgewezen [17] .
2.19.
Bij vonnis van 20 januari 2021 van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, is [drie gefailleerde partijen] in staat van faillissement verklaard en is mr. F. Kolkman tot curator benoemd.
2.20.
Bij brief van 8 februari 2021 heeft de advocaat van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de curator verzocht om een vordering van € 68.343,28 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen te plaatsen. Het gevorderde bedrag bestaat uit misgelopen huur in het eerste kwartaal van 2020, vermindering van de waarde van de fosfaatrechten, gederfde inkomsten in 2020, kosten in verband met een voorziening voor [naam huurder] [18] .
2.21.
Bij brief van 21 februari 2021 heeft de advocaat van Berg Fourage de curator verzocht om de vordering van Berg Fourage, zoals toegewezen in het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 12 augustus 2020, op de lijst te plaatsen van voorlopig erkende crediteuren [19] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de 500 kg fosfaatrechten geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (Staat) op naam van [drie gefailleerde partijen] , tot het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] behoren;
indien de vordering sub 1 wordt toegewezen, het door Berg Fourage gelegde beslag op de 500 kg fosfaatrechten onder [drie gefailleerde partijen] opheft;
de curator gebiedt om de registratie van de 500 kg fosfaatrechten op naam van [naam huurder] , of een door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aan te wijzen derde, bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (Staat) te bewerkstelligen door handhaving of inzending van het daartoe bestemde formulier of andere door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (Staat) aangegeven wijze op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag;
voor recht verklaart dat Berg Fourage aansprakelijk is voor de schade die [eiser in conventie/verweerder in reconventie] lijdt of heeft geleden als gevolg van het gelegde beslag door Berg Fourage onder [drie gefailleerde partijen] op de fosfaatrechten en het daarmee te laat of niet kunnen registreren van de fosfaatrechten op naam van [naam huurder] , door tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] te betalen
a. in het geval voor recht wordt verklaard dat de rechten tot het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] behoren een bedrag van:
1. € 11.200,-- aan gemiste huurinkomsten over 2020, en
2. € 11.200,-- aan gemiste huurinkomsten over 2021 onder de voorwaarde dat de registratie van fosfaat rechten op naam van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op 31 december 2020 plaatsvindt,
3. Overige schade als nader op te maken bij staat en te vereffenen bij wet indien de registratie na 31 december 2022 plaatsvindt,
4. met de wettelijke handelsrente over 1, 2 en 3 vanaf 7 december 2020;
b. in het geval dat voor recht wordt verklaard dat de rechten tot het vermogen van [drie gefailleerde partijen] /de curator behoren een bedrag van € 60.000,-- met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 20 januari 2021, onder aftrek van hetgeen waartoe [eiser in conventie/verweerder in reconventie] uit de boedel van [drie gefailleerde partijen] uit het faillissement gerechtigd is en overige schade als nader op te maken bij staat en te vereffenen bij wet.
5. Berg Fourage veroordeelt in de door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gemaakte beslagkosten;
6. de curator en Berg Fouragehoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, voor zover deze noodzakelijk zijn, met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis tot aan de betaling.
3.2.
Berg Fourage en de curator voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen in conventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Berg Fourage vordert, samengevat:
a. voor recht te verklaren dat de 500 kg fosfaatrechten die bij de RVO op naam van de Maatschap ( [drie gefailleerde partijen] ) geregistreerd staan tot het vermogen van de Maatschap c.s. behoren en derhalve in de faillissementsboedel vallen;
b. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] te veroordelen in de kosten van de procedure, één en ander bij vonnis – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis – en voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de nakosten tot een bedrag van € 255,00 dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, op € 340,00.
3.5.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen in reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

Waar gaat deze zaak over?
4.1.
Deze zaak gaat, voor zover in deze fase van de procedure van belang, over de vraag wie rechthebbende is op 500 kg fosfaatrechten die op het moment van de faillietverklaring van [drie gefailleerde partijen] nog op zijn naam geregistreerd waren bij RVO. Om dat te kunnen beoordelen moet worden vastgesteld of de fosfaatrechten zijn overgegaan van het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] naar dat van [drie gefailleerde partijen] . In de rechtspraak is onduidelijkheid ontstaan over de vraag wat de voorwaarden voor deze overgang zijn. In twee arresten heeft hetzelfde hof [20] namelijk tegengesteld geoordeeld over de voorwaarden voor de overgang van andere productierechten (varkensrechten). Voordat de rechtbank de oordelen van het hof in de beide arresten hierna kort samenvat, volgt eerst voor een goed begrip van de arresten een overzicht van de relevante wetgeving.
4.2.
De overgang van goederen naar een ander vermogen is geregeld in het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 3:80 lid 3 BW bepaalt dat goederen kunnen worden verkregen door overdracht, door verjaring en door onteigening, en verder op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging. Artikel 3:84 lid 1 BW bepaalt dat voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken. Voor overdracht is verder vereist dat het goed overdraagbaar is. Artikel 3:83 lid 1 BW bepaalt dat eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten overdraagbaar zijn, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet. Alle andere rechten zijn slechts overdraagbaar, wanneer de wet dit bepaalt (artikel 3:83 lid 3 BW).
4.3.
Fosfaatrechten zijn geregeld in de Meststoffenwet (Mw). Artikel 1 Mw bepaalt dat onder ‘fosfaatrecht’ wordt verstaan de hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar ten hoogste met melkvee mag worden geproduceerd. Een fosfaatrecht is een productierecht, net als een varkensrecht en pluimveerecht (artikel 1 Mw). Artikel 25 Mw bepaalt dat een productierecht, onder welke titel dan ook, kan overgaan naar een ander bedrijf, volgens dat wat in die paragraaf (artikelen 26 tot en met 31 Mw) en in artikel 32 Mw is bepaald. De belanghebbende naar wiens bedrijf het productierecht, of gedeelte daarvan, moet overgaan en de belanghebbende van wiens bedrijf het productierecht, of gedeelte daarvan, afkomstig is, geven van de overgang kennis aan Onze Minister [21] (artikel 27 lid 1 Mw). Er kan pas aanspraak worden gemaakt op het van het andere bedrijf afkomstige productierecht, of gedeelte daarvan, met ingang van het tijdstip van registratie van de kennisgeving door Onze Minister (artikel 27 lid 2 Mw). RVO voert deze registratie uit. Artikel 28 lid 1 Mw bepaalt dat op het tijdstip van registratie van de kennisgeving een verkleining plaatsvindt van het varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht van het bedrijf waarvan het desbetreffende productierecht, of gedeelte daarvan, afkomstig is, en een vergroting plaatsvindt van het varkensrecht, het pluimveerecht of fosfaatrecht van het bedrijf waarnaar het desbetreffende productierecht, of gedeelte daarvan, overgaat.
4.4.
De twee arresten die de rechtbank hierna kort samenvat, betreffen dezelfde zaak. In de zaak staat de vraag centraal wie rechthebbende is op 1.432,3 varkenseenheden (hierna: de varkensrechten). De varkensrechten maken onderdeel uit van een pachtovereenkomst en zijn op het moment van faillissement van pachter [A] op zijn naam geregistreerd. Dat is reden voor de curator om te stellen dat de varkensrechten in de faillissementsboedel vallen. Verpachter [B] stelt echter dat de varkensrechten altijd aan hem hebben toebehoord en dat hij de varkensrechten samen met andere aan [A] verpachte zaken heeft verkocht en geleverd aan een derde, [C].
Hof Arnhem 29 maart 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1260
4.5.
In het eerste arrest heeft het hof Arnhem in kort geding geoordeeld dat aannemelijk is dat de varkensrechten in de failliete boedel vallen. Uit artikel 25 Mw in samenhang gelezen met de artikelen 26 en 27 Mw volgt namelijk dat de overgang alleen kan plaatsvinden door overdracht van dat varkensrecht van het vermogen van de oorspronkelijke rechthebbende naar het vermogen van de opvolgend rechthebbende. [22] Uit artikel 27 Mw blijkt dat de overgang van een varkensrecht wordt geëffectueerd door registratie van de daartoe benodigde kennisgeving en artikel 28 Mw bepaalt dat op het tijdstip van registratie van de kennisgeving verkleining plaatsvindt van het varkensrecht van het bedrijf waarvan het desbetreffende recht afkomstig is, en dat een vergroting plaatsvindt van het varkensrecht, van het bedrijf waarnaar het desbetreffende recht overgaat. Het hof verwerpt de stelling van [B] dat een gebruiksrecht (in dit geval de pacht) kan worden gevestigd op varkensrechten. De varkensrechten zijn overgedragen aan [A], wat werd geëffectueerd door de registratie van de rechten op naam van [A]. De registratie is, volgens het hof in dit arrest, dus een voorwaarde voor de overdracht van varkensrechten. [23] Niet beslissend is of zich voor de faillissementsdatum een wijziging in de privaatrechtelijke verhoudingen heeft voorgedaan. [24] Het hof verwijst daarbij naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 4 juli 2007 [25] en het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2004. [26]
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 januari 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:40
4.6.
In het tweede arrest heeft het hof Arnhem-Leeuwarden in de bodemzaak geoordeeld dat de varkensrechten nooit tot de failliete boedel hebben behoord. Varkensrechten gaan onder bijzondere titel over door overdracht. Voor de overdracht moet worden voldaan aan de vereisten van artikel 3:84 BW, omdat in de Meststoffenwet niet is bepaald dat de overdracht van een varkensrecht geen geldige titel of leveringshandeling vereist. Dat artikel 27 lid 1 Mw bepaalt dat de vervreemder en verkrijger aan “Onze Minister” moeten laten weten dat het varkensrecht is overgegaan, maakt het oordeel niet anders. Dit artikel ziet namelijk niet op de overdracht van het varkensrecht, maar bepaalt alleen dat registratie noodzakelijk is om het varkensrecht te mogen gebruiken. Deze uitkomst doet geen afbreuk aan het doel en de strekking van de Meststoffenwet en komt ook niet in strijd met het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2004. [27]
Standpunten van partijen
4.7.
In de rechtspraak is dus onduidelijkheid ontstaan over de vraag op welke wijze productierechten in de zin van de Meststoffenwet naar een ander vermogen overgaan en aan welke vereisten daarvoor moet worden voldaan. Partijen nemen daarover de volgende standpunten in. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt dat de registratie van de fosfaatrechten op naam van [drie gefailleerde partijen] er niet toe heeft geleid dat de fosfaatrechten van het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] naar dat van [drie gefailleerde partijen] zijn overgegaan. Daarvoor is namelijk een titel voor overdracht vereist en de huurkoopovereenkomst is niet zo’n titel. Ter onderbouwing wijst [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 7 januari 2014 [28] en de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 3 december 2020. [29] Uit de huurkoopovereenkomst blijkt dat partijen een huurovereenkomst hebben gesloten met een kooprecht. Het kooprecht is een optie. Dat betekent dat [drie gefailleerde partijen] na afloop van de huurperiode, namelijk eind 2023, het kooprecht kon inroepen. Tot dat moment zou er sprake zijn van huur. Als [drie gefailleerde partijen] eind 2023 geen gebruik zou maken van het kooprecht, zou hij verplicht zijn om mee te werken aan het overschrijven van de fosfaatrechten naar een door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aan te geven partij. Uit het voorgaande blijkt dat er geen titel was voor levering uit het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] naar [drie gefailleerde partijen] . Omdat de huurkoopovereenkomst tussen [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [drie gefailleerde partijen] is beëindigd, dient hij op grond van artikel 13 van de huurkoopovereenkomst mee te werken aan de registratie op naam van [naam huurder] . Als de rechtbank van oordeel zou zijn dat het causaal stelsel in artikel 3:84 BW voor productierechten niet zou gelden, zou dat vergaande consequenties hebben voor het agrarisch bedrijfsleven. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt verder nog dat de registratie bij de RVO enkel een publiekrechtelijke registratie is waaruit volgt welk bedrijf hoeveel rechten in het betreffende kalenderjaar mag benutten. Deze registratie staat los van de vraag wie juridisch rechthebbende is op de fosfaatrechten. Ter onderbouwing wijst [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op de beantwoording door RVO van vragen van Berg Fourage. [30]
4.8.
Berg Fourage betwist dat de fosfaatrechten met de verhuur daarvan in het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zijn gebleven. Volgens het regime van de Meststoffenwet hebben de fosfaatrechten met de registratie op naam van [drie gefailleerde partijen] het vermogen van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] verlaten en zijn in het vermogen van [drie gefailleerde partijen] terechtgekomen. Berg Fourage wijst ter onderbouwing op een annotatie van Biemans in het tijdschrift Jurisprudentie Ondernemingsrecht [31] en op een artikel van Van Spanje in het Tijdschrift voor Agrarisch recht. [32] Hieruit blijkt, anders dan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt, dat het arrest van het hof allerminst gezaghebbend is. Daarnaast is het arrest niet bevestigd door de Hoge Raad.
4.9.
De curator betwist dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] rechthebbende is op de 500 kg fosfaatrechten die op naam van [drie gefailleerde partijen] staan geregistreerd bij de RVO. Voor de overdracht van fosfaatrechten gelden niet de privaatrechtelijke vereisten, omdat het bestuursrecht zelf heeft voorzien in een publiekrechtelijke wijze van overgang van de fosfaatrechten in een ander vermogen. Dat blijkt uit artikel 25 in samenhang gelezen met de artikelen 27 en 28 Mw. Daarnaast blijkt uit het registratieformulier dat de registratie plaatsvindt als aan zes voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden zijn eenduidig en vastomlijnd geformuleerd, waardoor het overdrachtsregime duidelijk is vastgelegd in een regeling die voor alle marktpartijen op gelijke wijze geldt. Verder blijkt uit de memorie van toelichting bij de “Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten”, dat voor de overgang van fosfaatrechten naar een ander bedrijf registratie van de kennisgeving is vereist en dat daarmee wordt aangesloten bij de bestaande systematiek zoals die op dat moment geldt voor de overgang van varkens- en pluimveerechten. [33] Uit de memorie van toelichting bij de “Wijziging van de Meststoffenwet en intrekking van de Wet verplaatsing mestproductie en de Wet herstructurering varkenshouderij (vereenvoudiging productierechten)” blijkt duidelijk dat de civielrechtelijke titel niet van belang is voor de overgang van de fosfaatrechten, maar alleen de registratie door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. [34] De curator wijst ter onderbouwing ook op de volgende verklaring van RVO:

De verpachter en pachter kunnen inderdaad onderling afspraken maken over de verdeling van de fosfaatrechten. Voor RVO is de pachter de eigenaar van de fosfaatrechten. Hij is dus ook degene die ze kan verkopen. Wij voeren geen controle uit of dit mag op basis van het pachtcontract, dat is iets voor partijen onderling. Het antwoord op de website is dus inderdaad goed. [35]
Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 7 januari 2014, waarin het hof heeft geoordeeld dat voor de overdracht de privaatrechtelijke vereisten gelden, is niet gezaghebbend. Omdat de fosfaatrechten op de dag van de faillietverklaring van [drie gefailleerde partijen] nog steeds op de naam van [drie gefailleerde partijen] geregistreerd stonden, vallen de fosfaatrechten in de failliete boedel.
4.10.
De curator voert ook nog aan dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] in de dagvaarding heeft gesteld dat bij de registratie niet aan de RVO is gemeld dat er sprake was van meerjarige lease, omdat dat bij de RVO niet kan worden geregistreerd. Als fosfaatrechten voor een langere termijn dan één jaar worden verleast, en de overdracht van de fosfaatrechten bij de RVO wordt geregistreerd, dan verlaten de fosfaatrechten het vermogen van de lessor en heeft hij slechts een aanspraak op de lessee tot teruglevering in zijn vermogen op het overeengekomen tijdstip. De curator wijst ter onderbouwing op de memorie van toelichting bij de “Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van en stelsel van fosfaatrechten”. [36]
4.11.
De curator stelt daarnaast dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] geen rechthebbende kan zijn op de fosfaatrechten, omdat hij geen agrarisch bedrijf (meer) exploiteert. De curator wijst ter onderbouwing op een bericht van de RVO, waarin staat:

Alleen landbouwbedrijven kunnen fosfaatrechten hebben. Heeft u een relatienummer bij RVO maar geen landbouwbedrijf? Dan kunt u geen fosfaatrechten hebben om daarna te verleasen of verkopen. [37]
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft dit standpunt van de curator betwist en aangevoerd dat hij op dit moment schapen houdt.
Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
4.12.
Artikel 392 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter de Hoge Raad een rechtsvraag kan stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, indien een antwoord op deze vraag nodig is om op de eis te beslissen en, voor zover in deze procedure van belang, rechtstreeks van belang is voor de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet. Zoals de rechtbank in de rechtsoverwegingen 4.1-4.11 heeft overwogen, is voor een beslissing in de onderhavige zaak antwoord nodig op de vragen op welke wijze fosfaatrechten overgaan naar een ander vermogen en aan welke vereisten daarvoor moet worden voldaan. Verder blijkt uit de literatuur dat er in de praktijk veelvuldig gebruik gemaakt wordt van lease constructies zoals in de onderhavige zaak. Omdat er onduidelijkheid bestaat over de overgang van fosfaatrechten is het onzeker wat de posities van de daarbij betrokken partijen zijn in geval van faillissement van een van hen of bij beslag op de fosfaatrechten. [38] Ook voor die gevallen is het antwoord op de rechtsvraag rechtstreeks van belang. Daarbij zijn de financiële belangen van de betrokken partijen vaak niet gering. [39] Dat maakt dat het antwoord op de rechtsvragen betekenis kan hebben voor de komende ontwikkelingen in de agrarische sector.
4.13.
De rechtbank heeft partijen bij de mondelinge behandeling van 28 september 2021 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [drie gefailleerde partijen] hebben met het voornemen ingestemd, Berg Fourage heeft er niet mee ingestemd. De rechtbank heeft daarop ter zitting beslist om gebruik te maken van haar bevoegdheid tot het stellen van prejudiciële vragen.
4.14.
Gelet op dat wat de rechtbank in rechtsoverwegingen 4.1-4.11 heeft overwogen, heeft de rechtbank het voornemen om de volgende rechtsvragen aan de Hoge Raad voor te leggen:
a. Gelden de vereisten voor een geldige overdracht, zoals bepaald in artikel 3:84 BW, voor de overgang van fosfaatrechten van het vermogen van de rechthebbende op de fosfaatrechten naar het vermogen van een ander?
b. Komt bij de overgang van fosfaatrechten van het vermogen van de rechthebbende op de fosfaatrechten naar het vermogen van een ander betekenis toe aan de registratie in de zin van artikel 27 Mw? En zo ja, welke betekenis komt aan de registratie toe?
4.15.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de inhoud van de te stellen vragen. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol van
8 december 2021voor akte uitlaten door alle partijen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
8 december 2021om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de inhoud van de aan de Hoge Raad te stellen prejudiciële vragen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester, mr. S. Kropman en mr. J.M. Emaus-Visschers en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.

Voetnoten

1.productie 1 van de curator.
2.productie 2 van de curator.
3.productie 4 van de curator.
4.productie 1 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
5.productie 3 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
6.productie 18 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
7.productie 2 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
8.productie 3 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
9.productie 4 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
10.productie 8 van Berg Fourage.
11.productie 1 van Berg Fourage.
12.productie 2 van Berg Fourage.
13.productie 9 van Berg Fourage.
14.producties 5 en 7 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
15.producties 6 en 8 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
16.productie 9 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
17.productie 11 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
18.productie 15 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , bij conclusie van antwoord in reconventie.
19.productie 5 van Berg Fourage.
21.Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (artikel 1 Mw).
22.Zie rechtsoverweging 4.4 van dit arrest.
23.Zie rechtsoverweging 4.6 van dit arrest.
24.Zie rechtsoverweging 4.6 van dit arrest.
28.ECLI:NL:GHARL:2014:40. Zie rechtsoverweging 4.5.
29.C/05/379213 / KZ ZA 20-199, niet gepubliceerd.
30.Zie productie 7, overgelegd door Berg Fourage.
31.J.W.A. Biemans, annotatie bij het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 7 januari 2014, JOR 2014/116, randnummers 4.3 en 5.
32.P.H.N. van Spanje, Varkensrechten: pand, beslag, lease en faillissement, TvAR 2015, p. 6.
33.Kamerstukken II 2015-2016, 34531, nr. 3.
34.Kamerstukken II 2004-2005, 30004, nr. 3.
35.Zie productie 7, overgelegd door Berg Fourage.
36.Kamerstukken II 2015-2016, 34531, nr. 3.
37.Zie productie 14 bij de conclusie van antwoord in conventie van de curator.
38.W.L. Valk, Asser/Valk 7-III Pacht 2020/610; H.A. van Bommel, Handboek voor de fiscaal adviseur in de agrarische sector, paragraaf 4.1.3.4 (digitaal geraadpleegd; actueel t/m 1-6-2021).
39.Zie P.H.N. van Spanje, Varkensrechten: pand, beslag, lease en faillissement, TvAR 2015, p. 328.