Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Ibestrijdt [appellant] het oordeel van de voorzieningenrechter dat Green nog onderzoekt of het in Oostenrijk mogelijk is een buitengewoon rechtsmiddel in te stellen tegen de door de Oostenrijkse rechter(s) gegeven beslissingen in de zaak tussen [appellant] en Green. Inmiddels is tussen partijen komen vast te staan dat die mogelijkheid er niet (meer) is. [appellant] heeft dus geen belang meer bij de behandeling van deze grief.
grieven II tot en met VIIluiden zakelijk weergegeven als volgt:
‘(…) dass Schritte unternommen wurden, um Ihre Gelder zu schützen, es jedoch keine absolute Garantie dafür gibt, dass alle Gelder zurückgezahlt werden.’), kan de conclusie getrokken worden dat Green er zelf ook niet zeker van is dat het geld van de spelers in dit stadium al de bescherming geniet die het kennelijk in Malta zal krijgen, want Green heeft juist uitdrukkelijk bedongen dat zij die garantie niet kan geven.
NJ1954, 689. Die doctrine komt er -kort gezegd- op neer dat in een in Nederland gelegd derdenbeslag ten laste van een in het buitenland gevestigde beslagene (in dit geval Green), alleen mogelijk is voor zover vaststaat, dat ter plaatse, waar de betaling ingevolge dit beslag zou moeten geschieden (in dit geval Malta), door het gezag aldaar dit beslag wordt erkend zodanig, dat de hier te lande beslagene daar het beslag en het daaruit voortvloeiende bevel in rechte als verweermiddel tegen een aanspraak van zijn schuldeiser op voldoening van de vordering, waarop het beslag betrekking heeft, kan doen gelden. Juist omdat het hier gaat om een executoriaal beslag dat zowel in Nederland als op Malta valt onder Brussel I bis-Vo en verder gelet op de voorrang die lidstaten van de EU dienen te geven aan het EU recht, is eerder aannemelijk dat de Lindeteves doctrine in dit geval er niet aan in de weg staat dat het beslag doel heeft getroffen. Echter, omdat het hof niet de beschikking heeft over de tekst van de tussen Green en Adyen gesloten overeenkomst kan het hof niet zelf oordelen hoe (exclusief) die voorwaarde is geformuleerd en wat daaruit in de omstandigheden van dit geval concreet moet worden afgeleid.
“an authorised person holds player fundssolely for and on behalf of and in the interest of that player”en
“the creditors of an authorised person shall have no claim or right of action on or against the player funds held by the authorised person for and on behalf of and in the interest of any player”.Volgens [naam] is het ingevolge dat artikel 4 zo dat:
“such funds shall be deemed to constitute a distinct patrimony, separate from that belonging to the authorised person, and therefore the ownership of these funds rests with the individual players”.