In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Astellas Pharma Inc. en Synthon B.V. Astellas, houdster van een Europees octrooi voor een hydrogelpreparaat, had in eerste aanleg in een kort geding vorderingen ingesteld tegen Synthon wegens vermeende octrooi-inbreuk. De voorzieningenrechter in Den Haag wees de vorderingen van Astellas af en veroordeelde haar in de proceskosten. Astellas ging in hoger beroep, waarbij zij haar eis wijzigde na het verstrijken van de beschermingsduur van het octrooi. Het hof Den Haag heeft de beoordeling van de grieven aangehouden, omdat het spoedeisend belang ontbrak en er een bodemprocedure aanhangig was over de inbreukvraag.
Astellas heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, en Synthon heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat Astellas geen spoedeisend belang had bij de beoordeling van de proceskostenveroordeling. De Hoge Raad benadrukte dat een proceskostenveroordeling in eerste aanleg voldoende belang oplevert voor hoger beroep, ongeacht de spoedeisendheid van de vordering. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.
De Hoge Raad compenseerde de proceskosten in cassatie, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de vereisten voor spoedeisend belang in kort geding procedures en de beoordeling van proceskostenveroordelingen in hoger beroep.