Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.ENERGIEWEG 1 EN 2 HOLDING B.V.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De procedure in eerste aanleg
geen eurocent meer kan terugbetalen aan Bank Degroof” (zie: inleidende dagvaarding onder punt 7.2). [geïntimeerden] (en FPA) hebben verweer gevoerd.
4.Feiten
5.Beoordeling
- Bank Degroof (de enige nog resterende schuldeiser van FPA). Zij heeft een vordering op FPA; dat is het onbetaald gebleven krediet (zie hiervoor onder rov. 4.4);
- [Bedrijf 1] . Zij had een vordering op Weaver, de kleindochtervennootschap van FPA (zie hiervoor onder rov. 4.15.1).
Uitgeboekt ( [BV 1] /Energieweg groep: € 1.250.000,00”).
beideresterende schuldeisers binnen de FPA-structuur is in dit geval echter niet gebleken. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking:
- Van [geïntimeerde] mocht in dit geval worden verwacht dat hij, gelet op het persoonlijke belang dat hij had om zijn eigen hoofdelijke aansprakelijkheid af te wenden, een zo groot mogelijke openheid van zaken zou betrachten richting (minderheids)aandeelhouders, in dit geval Bank Degroof. Om die reden kan het enkele feit dat Bank Degroof aandeelhouder is van FPA, niet tot het oordeel leiden dat sprake is of was van een parallel belang zoals [geïntimeerden] veronderstelt. Uit het feit dat Bank Degroof niet vooraf op de hoogte is gesteld, laat staan is betrokken, bij de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst, blijkt juist dat van het betrachten van openheid richting de bank in het geheel geen sprake is geweest. Toen [geïntimeerden] de bank in december 2018 informeerde, was de eventueel te verkrijgen opbrengst uit de te voeren procedure tegen het advocatenkantoor namelijk feitelijk al tussen de daarin betrokken partijen verdeeld (die verdeling had immers plaats overeenkomstig de schikkingsovereenkomst van 24 mei 2018; zie productie 44 bij memorie van antwoord). Op dat moment wist [geïntimeerde] dat de vordering van Bank Degroof de enige nog resterende vordering op FPA was, maar heeft hij daarop – althans daarvan is niet gebleken – geen acht geslagen;
- In dit geval is binnen de FPA-structuur concreet gezocht naar een manier om [Bedrijf 1 en 2] nog te (kunnen) betalen, namelijk door middel van aansprakelijkstelling van het advocatenkantoor, zodat aansprakelijkheid van [geïntimeerde] kon worden afgewend. Schuldeiser Bank Degroof is daarentegen (tot in elk geval december 2018) onwetend gelaten over de vraag of haar vordering nog zou worden terugbetaald, terwijl [geïntimeerde] wel een kwijtscheldingsovereenkomst met [BV 1] heeft gesloten en de (kleine) schuldeisers heeft betaald.
uiteraard de verplichting [had] om […] daar waar zij daartoe in staat is Bank Degroof zoveel mogelijk af te lossen”. Op het moment dat er wél inkomsten werden gegenereerd of in het verschiet lagen door verkoop van deelnemingen of op het moment dat de schikkingsovereenkomst in beeld kwam, heeft FPA echter niets afgelost op het krediet:
- Vast staat dat de verkoop van het Snack Time-belang in 2015 niet heeft geleid tot aflossing van een deel van het krediet, omdat die opbrengst direct aan [Bedrijf 1] toekwam;
- Ook is niet komen vast te staan dat (met verwijzing naar wat daarover hiervoor al is overwogen) [geïntimeerden] Bank Degroof heeft betrokken of geïnformeerd bij de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst inzake [Bedrijf 1] of daartoe enige voorziening heeft getroffen waarbij de belangen van de bank voorop werden gesteld.
ter terugbetaling” daarvan wenst te ontvangen. Naar het oordeel van het hof blijkt hieruit dat Bank Degroof nakoming verlangde van het door haar aan FPA verstrekte krediet. In dit oordeel heeft het hof betrokken dat niet alleen de letterlijke tekst van de e-mail van 31 oktober 2013 doorslaggevend is, maar ook de betekenis die partijen over en weer in de gegeven omstandigheden van het geval aan de mededeling mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In de gegeven omstandigheden, waarin Bank Degroof ook op 30 maart 2012 al een ingebrekestelling aan FPA had gezonden, had deze e-mail van de bank de strekking FPA te waarschuwen dat Bank Degroof het krediet alsnog zou opeisen. In dit geval kon bij FPA dan ook geen misvatting bestaan over de vraag of Bank Degroof in haar schriftelijke mededeling zich het recht op nakoming voorbehield.
voortijdigheeft opgeëist, nu geen sprake is (geweest) van opzegging van de kredietrelatie. Niet in geschil is immers dat het krediet al opeisbaar was (zie hiervoor rechtsoverweging 5.49) en dat Bank Degroof in 2010, 2011 en 2012 FPA schriftelijk heeft gesommeerd om het krediet (met rente) aan haar terug te betalen. De door [geïntimeerden] in randnummer 96 van zijn conclusie van antwoord in eerste aanleg genoemde factoren, laat het hof daarom buiten beschouwing.