Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
15 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een stichting in het kader van een leningsovereenkomst. De eiser, als enig bestuurder van de Stichting [A], heeft een lening van € 100.000,-- ontvangen van de verweerster, die een affectieve relatie met hem had. De verweerster vorderde betaling van dit bedrag, inclusief rente, van de Stichting en de bestuurder. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en de bestuurder aansprakelijk gesteld voor betaling indien de Stichting niet aan haar verplichtingen voldoet. De bestuurder heeft in hoger beroep gesteld dat de vordering was verjaard, omdat de verweerster al in 2002 op de hoogte was van de financiële situatie van de Stichting. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verjaring was gestuit door erkenning van de vordering door de bestuurder in 2005 en door een schriftelijke aanspraak van de verweerster in 2009. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd, omdat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door de verjaring te baseren op stuiting, terwijl de verweerster dit niet had gesteld. De zaak is verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.