Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STIBBE N.V.,
[geïntimeerde 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
primair, Stibbe c.s. hoofdelijk, althans Stibbe, zal veroordelen binnen veertien dagen na het wijzen van het arrest aan MFE te voldoen een bedrag van € 66.480.808,42 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 10 september 2015, althans vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair, Stibbe c.s. hoofdelijk, althans Stibbe, zal veroordelen binnen veertien dagen na het wijzen van het arrest aan MFE te voldoen een bedrag van € 37.644.757,77 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, vanaf 10 september 2015, althans vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening; en
primair en subsidiair:
3.Feiten
“Common Mistakes in Filling in the Application Form and How to Avoid Them”, gedateerd 21/04/2015 (hierna: document
Common Mistakes). Dit luidt voor zover hier van belang als volgt:
“Statement of alleged violation(s) of the Convention and/or Protocols and relevant arguments” de klacht dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden. Deze klacht kent drie klachtonderdelen. Klachtonderdeel I ziet op de oneerlijke bewijsopdracht en oneerlijke bewijswaardering door het hof Den Haag, onderdeel II op de ongemotiveerde verwerping van het cassatieberoep door de Hoge Raad en onderdeel III op het passeren door het hof Den Haag van het aanbod van getuigenbewijs door MFE.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
Common Mistakeswaarschuwt voor deze fout, en van [geïntimeerde 2] verlangd mocht worden dat hij daarvan kennis nam. MFE benadrukt dat ook de Raad van Discipline tot dat oordeel kwam. Zij wijst erop dat de civiele rechter, die afwijkt van het oordeel van de tuchtrechter, dat oordeel zodanig dient te motiveren dat dit ook in het licht van de beoordeling van de tuchtrechter begrijpelijk is (HR 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2452).
in the light of all the material in its possession and in so far as the matters complained of are within its competence”geoordeeld had dat het verzoek niet voldeed aan de criteria van de artikel 34 en 35 van de Conventie, maken Stibbe c.s. op dat het EHRM het verzoek alsnog in behandeling heeft genomen en op inhoudelijke gronden niet-ontvankelijk heeft geacht. Als de niet-ontvankelijkheid enkel op de termijnoverschrijding zou berusten zou immers niet
“all the material in its possession”bestudeerd hoeven worden en zou niet verklaard kunnen worden waarom de rechter veertien dagen nodig had om tot die beslissing te komen. Ook in andere zaken, waarin van termijnoverschrijding geen sprake was, is met een identieke motivering beslist. Daarbij komt dat kort na de brief van [geïntimeerde 2] het Application Form door het EHRM is aangepast.
Common Mistakes, zich ervan bewust was dat het formulier door indienende advocaten vaker op dezelfde wijze pleegt te worden geïnterpreteerd als [geïntimeerde 2] had gedaan, en dat dit in zijn ogen als een ‘mistake’ moest worden beschouwd, waarvoor uitdrukkelijk werd gewaarschuwd. Als het EHRM desalniettemin wel aanleiding had gezien om de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar te achten had het temeer in de rede gelegen dat dit in de beslissing tot uitdrukking was gebracht. Nu dat is niet gebeurd, is de meest voor de hand liggende uitleg van de beslissing van 3 december 2015 dat het verzoekschrift als te laat ingediend is beschouwd en om die reden niet-ontvankelijk is verklaard.
Common mistakes. In dat document wordt expliciet erop gewezen dat ook in het geval de verzoekende vennootschap wordt vertegenwoordigd door een advocaat, de vakjes 16-23 moeten worden ingevuld. Ook als [geïntimeerde 2] , al dan niet terecht, van mening was dat deze instructie niet strookt met het formulier zelf en het procesreglement, althans met het gezond verstand, had hij die - niet bezwaarlijke - instructie moeten naleven, teneinde het risico te vermijden dat het verzoekschrift niet in behandeling zou worden genomen. Dit geldt temeer omdat de indiening plaatsvond drie dagen voor het verstrijken van de termijn van zes maanden, zodat eventueel herstel binnen die termijn niet mogelijk zou zijn, met verstrekkende gevolgen. Ook op dat risico wordt expliciet gewezen in het document
Common mistakes. Voormelde norm noopt in die omstandigheden tot het zoveel mogelijk vermijden van risico’s en dus het naar de letter opvolgen van de instructies, ook die uit het document
Common mistakes.
fourth instance’ doctrine, maar de klachten van MFE (tenminste deels) gegrond bevonden.
fourth instance’ te fungeren, behoudens in gevallen die
‘arbitrary’of
‘manifestly unreasonable’zijn. Zijn taak is te waken voor
‘procedural fairness’. In dat kader hanteert het EHRM een terughoudende benadering van klachten over bewijswaardering en grijpt zij alleen in als die moeten worden gekwalificeerd als
“flagrantly and manifestly arbitrary”.
‘fourth instance’doctrine volgt dat de klachtprocedure bij het EHRM niet ertoe strekt om omissies in de procesvoering bij de nationale rechter te herstellen.
“site variation”aanvragen (ook wel specifieke site-clearance genoemd). In het algemeen wordt die binnen enkele weken verleend als de betrokken site al een EU-GMP status heeft, aldus MFE.
manifest erroris, mede in het licht van het feit dat aan MFE niet de gelegenheid is geboden tot het leveren van (nader) getuigenbewijs. MFE betoogt dat de Hoge Raad daarom de klacht daarover niet ongemotiveerd had mogen verwerpen, met name nu de AG op dit punt tot vernietiging had geconcludeerd. MFE heeft in dit verband gesteld dat het feit dat de Hoge Raad heeft nagelaten gemotiveerd te oordelen over een motiveringsklacht met betrekking tot een essentieel punt in het geschil, tot gevolg heeft dat sprake is van
arbitrariness.
“arbitrary or otherwise manifestly unreasonable”is.
klachtonderdeel IIIziet, heeft de raadsheer-commissaris MFE ter zitting van 16 mei 2013 voorgehouden dat zij in beginsel nog het recht had om getuigen te doen horen. MFE heeft daarop laten weten dat zij daartoe op dat moment niet wenste over te gaan en dat getuigen gehoord zouden kunnen worden als het hof dat nodig mocht vinden. Met de AG is het hof van oordeel dat daarmee ten tijde van het wijzen van het eindarrest geen bewijsaanbod van MFE meer voorlag (conclusie onder 4.54). Of er nog getuigen zouden worden gehoord, heeft MFE volledig aan de discretie van het hof Den Haag overgelaten. Het hof Den Haag heeft het niet nodig gevonden om getuigen te horen (eindarrest onder 5). MFE heeft niet toegelicht op grond waarvan het hof Den Haag desalniettemin - en dus ook zonder een daartoe strekkend concreet aanbod van MFE - gehouden was getuigen te horen.
‘flagantly and manifestly arbitrary’. De Hoge Raad kon als cassatierechter, zonder nadere motivering, oordelen dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Door gebruik te maken van de verkorte motivering op grond van artikel 81 RO heeft de Hoge Raad artikel 6 EVRM niet geschonden. Daaraan doet niet af dat de AG in zijn conclusie tot het oordeel komt dat het bewijsoordeel beter gemotiveerd had moeten worden.
manifest erroraanwezig had geacht, gelet op de grote terughoudendheid die spreekt uit zijn jurisprudentie op dat punt. De kans dat het EHRM zou hebben geoordeeld dat het hier hoogstens een gewone fout betrof is zeer groot, gelet op de omstandigheid dat het hof Den Haag een in het licht van de niet betwiste bewijsopdracht goed te volgen motivering heeft gehanteerd. Ten slotte zou het EHRM hebben meegewogen dat de procedure als geheel op tegenspraak gevoerd was, waarbij niet alleen ruim gelegenheid is gegeven voor schriftelijke betogen maar ook zittingen hebben plaatsgevonden en de mogelijkheid tot het leveren van alle soorten bewijs, ook getuigenbewijs, is geboden.
‘fourth instance’.
“Legal costs for advice and legal procedures for the case against Stibbe advocaten en notarissen and Mr [geïntimeerde 2] from 1 January 2016 to 31 December 2017. Total costs € 156,677.
€ 18.651(tarief VIII, 3 punten)