In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een belastingplichtige met een eenmanszaak, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 gehandhaafd, waarbij de zelfstandigenaftrek was geweigerd. Belanghebbende had in haar aangifte een negatief belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven en claimde de zelfstandigenaftrek, maar de inspecteur van de Belastingdienst betwistte dit. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij aan het urencriterium voldeed, dat vereist is voor de zelfstandigenaftrek. In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de uren die zij aan haar studie heeft besteed meetellen voor het urencriterium. Het Hof overweegt dat, hoewel de uren aan de studie mogelijk meetellen, belanghebbende niet heeft aangetoond dat zij in totaal aan het urencriterium van 1.225 uren heeft voldaan. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat dit alleen kan worden toegewezen bij een gegrond beroep. De uitspraak van het Hof benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om hun tijdsbesteding aan ondernemingsactiviteiten goed te onderbouwen.