beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.323.294/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 oktober 2023
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] ,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. G.J.R. Kalsbeeken
mr. I.J. Rozendal, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENFABRIEK DE RIJSWAARD B.V.,
gevestigd te Aalst,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. R.G.J. de Haan,
mr. M. Keuperen
mr. K.I.M. van Leusden, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
1. de stichting
STICHTING DE RIJSWAARD,
gevestigd te Zaltbommel,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen,
2 [E] ,
wonende te [....] ,
3. [F] ,
wonende te [....] ,
4. [G] ,
wonende te [....]
5. [H] ,
wonende te [....] ,
6. [I] ,
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. R.G.J. de Haan,
mr. M. Keuperen
mr. B.S.D. Sanders, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
7 [J] ,
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. V.R.M. Appelmanen
mr. T.R. Bosker, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[K],
gevestigd te [....] ,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[L],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
niet verschenen,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[M],
gevestigd te [....] ,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[N],
gevestigd te [....] ,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[O] ,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. G.J.R. Kalsbeeken
mr. I.J. Rozendal, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoeksters ieder afzonderlijk als [A] , [B] en [C] , en gezamenlijk als [P c.s.] ;
- de ubo van [A] als [R] ;
- de ubo van [B] als [S] ;
- de ubo van [C] als [T] ;
- verweersters ieder afzonderlijk als BBBZ en als Steenfabriek, en gezamenlijk als Steenfabriek c.s.;
- [H] , de bestuurder van Steenfabriek, als [H] ;
- [I] , de bestuurder van BBBZ, als [I] ;
- belanghebbenden sub 1 t/m 6 ieder afzonderlijk als STAK, [E] , [F] , [G] , [H] en [I] ;
- Steenfabriek c.s. en belanghebbenden sub 2 t/m 6 gezamenlijk als BBBZ c.s.;
- belanghebbende sub 7 als [J] ;
- belanghebbende sub 10 als [M] ;
- belanghebbende sub 11 als [N] ; en
- belanghebbende sub 12 als [O]
1.
Het verloop van het geding
1.2Bij beschikkingen van 3 en 14 februari 2022 heeft de Ondernemingskamer
een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van BBBZ en Steenfabriek over de periode vanaf 16 oktober 2019;
bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding:
a. [E] geschorst als voorzitter van de raad van commissarissen van Steenfabriek;
b. M. Bijkerk (hierna: Bijkerk) benoemd tot voorzitter van de raad van commissarissen van Steenfabriek; en
c. H. Kloos (hierna: Kloos) benoemd tot commissaris van BBBZ.
1.3Bij beschikking van 16 maart 2022 heeft de Ondernemingskamer verstaan dat [F] bij wijze van onmiddellijke voorziening met ingang van 3 februari 2022 is geschorst, doch uitsluitend wat betreft zijn hoedanigheid van voorzitter van de raad van commissarissen van Steenfabriek.
1.4Bij beschikkingen van 8 juni en 27 juli 2022 heeft de Ondernemingskamer:
F.D. Stibbe te Amsterdam benoemd tot onderzoeker (hierna: de onderzoeker); en
bepaald dat het onderzoek ten hoogste € 120.000 exclusief btw mag kosten.
1.5Bij beschikking van 28 december 2022 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag van 23 december 2022 van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van BBBZ en Steenfabriek ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6Bij beschikking van 8 februari 2023 heeft de Ondernemingskamer de vergoeding van de onderzoeker bepaald op € 99.045,55 exclusief btw.
1.7[P c.s.] hebben bij verzoekschrift van 27 februari 2023 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
vast te stellen dat het onderzoeksverslag blijk geeft van wanbeleid ten aanzien van de in het verzoekschrift aangeduide onderwerpen en vast te stellen dat BBBZ, Steenfabriek, [E] , [F] , [H] en [G] verantwoordelijk zijn voor dit wanbeleid;
de volgende voorzieningen te treffen (althans die voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht):
a. ontslag van [F] als commissaris van BBBZ en Steenfabriek;
b. ontslag van [G] als commissaris van Steenfabriek;
c. verlenging van de vigerende tijdelijke aanstelling van een commissaris, tevens voorzitter van de raad van commissarissen van Steenfabriek met beslissende stem in de persoon van Bijkerk, althans een nieuwe door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon, een en ander vooralsnog voor de duur van 1 jaar, althans tot het moment dat een nieuwe raad van commissarissen van Steenfabriek is benoemd;
d. verlenging van de vigerende tijdelijke aanstelling van een commissaris van BBBZ met beslissende stem in de persoon van Kloos, althans een nieuwe door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon, een en ander vooralsnog voor de duur van 1 jaar, althans tot het moment dat een nieuwe raad van commissarissen van BBBZ is benoemd;
e. tijdelijke overdracht ten titel van beheer van de door STAK gehouden aandelen in BBBZ;
3. BBBZ en Steenfabriek hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.8Bij beschikking van 14 april 2023 (ECLI:NL:HR:2023:567) heeft de Hoge Raad het door BBBZ c.s. tegen de eerstefasebeschikking ingestelde cassatieberoep op grond van artikel 81 RO verworpen. 1.9Belanghebbenden onder 10 tot en met 12 hebben bij verweerschrift van 3 mei 2023 verzocht het verzoek van [P c.s.] toe te wijzen.
1.1[J] heeft bij verweerschrift van 11 mei 2023 verzocht het verzoek van [P c.s.] toe te wijzen.
1.11BBBZ c.s. hebben bij verweerschrift van 1 juni 2023 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen en [P c.s.] te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.12Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 22 juni 2023. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en (wat mr. Appelman betreft) onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten alsmede de door de Ondernemingskamer benoemde functionarissen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2 Inleiding en feiten
2.1Steenfabriek is een familiebedrijf dat gespecialiseerd is in de productie en levering van bakstenen voor woningen- en utiliteitsbouw. Het bedrijf is sinds de jaren ’40 in eigendom van de [familie Q] . In 2008 zijn de aandelen in BBBZ, de houdstermaatschappij, gecertificeerd. De certificaten worden gehouden door de drie broers [R] , [S] en [T] dan wel hun kinderen. [H] , zoon van [R] , is naast certificaathouder enig bestuurder van Steenfabriek, de dochtermaatschappij. [H] is tevens één van de drie bestuurders van STAK. De onderlinge verhoudingen tussen enerzijds [H] en anderzijds [R] en diens broers [S] en [T] zijn ernstig verstoord geraakt. [R] , [S] en [T] voelen zich buiten spel gezet. Zij maken zich zorgen over onder meer de invulling van de governancestructuur van de groep, het functioneren van STAK als aandeelhouder van BBBZ en de informatievoorziening van STAK aan de certificaathouders. [J] , bestuurder A van STAK, deelt die zorgen. Het bestuur en de raad van commissarissen van Steenfabriek c.s. en de overige bestuursleden van STAK vinden op hun beurt dat die zorgen onterecht zijn en dat de certificaathouders meer informatie ontvangen dan waar zij recht op hebben.
2.2De Ondernemingskamer verwijst naar de feiten (die hieronder ten dele worden herhaald) genoemd in haar beschikkingen die onder 1.1 zijn vermeld en gaat voorts uit van de volgende feiten.
2.3Steenfabriek is op 1 mei 1980 opgericht om de sinds 30 augustus 1947 bestaande onderneming te drijven. [H] is sinds 1 januari 2006 enig bestuurder van Steenfabriek, als opvolger van [R] die de onderneming ongeveer 30 jaar bestuurde. De raad van commissarissen bestaat thans uit [F] (sinds 1 februari 2014), [G] (sinds 1 oktober 2021) en Bijkerk, de door de Ondernemingskamer benoemde commissaris en voorzitter. Van 1 november 1994 tot 31 december 2021 was [E] voorzitter van de raad van commissarissen.
2.4De aandelen in Steenfabriek worden gehouden door BBBZ. BBBZ is op 19 april 1985 opgericht. [U] is sedert 6 mei 2022 haar (enig) bestuurder. De raad van commissarissen van BBBZ bestaat thans uit [F] (sinds 1 januari 2016) en Kloos, de door de Ondernemingskamer benoemde commissaris. Van 5 februari 1998 tot 31 december 2021 was [E] voorzitter van de raad van commissarissen.
2.5De activiteiten van BBBZ bestaan uit het beheer en beleggen van vermogen en het deelnemen in andere ondernemingen, waaronder Steenfabriek.
2.6De aandelen in BBBZ worden gehouden door STAK. Op 20 november 2008 is STAK opgericht. STAK heeft onder meer als doel het tegen toekenning van certificaten verwerven en administreren van aandelen in BBBZ, het uitoefenen van alle rechten op die aandelen, waaronder het uitoefenen van het stemrecht. Volgens de statuten richt STAK zich daarbij “
mede” op de continuïteit van de met Steenfabriek verbonden onderneming (art. 2 lid 1 en 2). Het bestuur bestaat uit drie bestuurders, te weten:
bestuurder A, die wordt benoemd en ontslagen door de vergadering van certificaathouders (art. 4.2 en 4.11);
bestuurder B, die wordt benoemd en ontslagen door bestuurder A en C gezamenlijk (art. 4.4 en 4.11); en
bestuurder C, zijnde de voorzitter van de raad van commissarissen van Steenfabriek. Deze bestuurder mag geen houder zijn van aandelen of certificaten in BBBZ (art. 4.3, 4.5 en 4.11).
De statuten bepalen verder dat een certificaathouder bevoegd is om bijeenroeping van een vergadering van certificaathouders te verzoeken, agendapunten te agenderen en een stem uit te brengen (art. 14 lid 1, 4 en 7). Daarnaast hebben de certificaathouders een vergaderrecht ten aanzien van de algemene vergadering van BBBZ.
2.7Het bestuur van STAK wordt op dit moment gevormd door Bijkerk (voorzitter, bestuurder C), [H] (bestuurder B, sinds 20 november 2008), en [J] (bestuurder A, sinds 14 juli 2020). [J] is de opvolger van [S] die ten tijde van de certificering van de aandelen in BBBZ op 9 december 2008 als bestuurder A was benoemd. Van 20 november 2008 tot 31 december 2021 was [E] bestuurder C van STAK.
2.8De certificaten van aandelen in BBBZ worden op dit moment als volgt gehouden:
- [M] : 31,34% (sedert 20 december 2022, voorheen gehouden door [A] en [AA] , ubo: [V] , dochter van [R] , die naast zijn dochter bestuurder is van [M] );
- [B] : 12,0933% (sedert 17 december 2022, ubo: [S] );
- [N] : 12,0933% (sedert 17 december 2022, ubo: [W] , zoon van [S] );
- [O] : 12,0933% (sedert 17 december 2022, ubo: [X] , dochter van [S] );
- [C] : 11,58% (ubo: [T] ); en
- [L] : 10,44% (ubo: [H] ).
De resterende 10,37% van de certificaten wordt gehouden door [K] , de beheermaatschappij van wijlen [Z] (broer van [R] , [S] en [T] ). [Z] heeft de aandelen in [K] bij testament gelegateerd aan [H] , die sinds 8 januari 2021 tevens enig bestuurder is van [K]
2.9In de administratievoorwaarden van STAK is onder meer bepaald dat de certificaathouders dividenden en andere uitkeringen ontvangen die op de aandelen in BBBZ worden gedaan (art. 6) en dat de certificering uitsluitend door het STAK-bestuur of op gezamenlijk verzoek kan worden beëindigd (art. 7 lid 2 en 3).
2.1De statuten van BBBZ bepalen onder andere dat het aantal commissarissen wordt vastgesteld door de algemene vergadering en dat zij en de bestuurder worden benoemd door de algemene vergadering (art. 19 lid 1 en 2). De statuten bevatten geen maximum zittingsduur voor bestuurders of commissarissen.
2.11De statuten van Steenfabriek bepalen dat het aantal directeuren en commissarissen wordt bepaald door de raad van commissarissen en dat zij worden benoemd door de algemene vergadering uit een bindende voordracht opgesteld door de raad van commissarissen. De bindende voordracht kan worden doorbroken door de algemene vergadering met 2/3e van de stemmen waarbij meer dan de helft van het geplaatst kapitaal is vertegenwoordigd (art. 19 lid 1, 2 en 3). De statuten bevatten geen maximum zittingsduur voor bestuurders of commissarissen.
2.12Bij brief van 15 december 2011 hebben [S] , [T] en wijlen [Z] in hun hoedanigheid van certificaathouders het STAK-bestuur verzocht in overleg te treden over onder meer hun bezwaren met betrekking tot de vennootschappelijke structuur. Zij schrijven onder meer dat zij tegen de achtergrond van vertrouwen hebben meegewerkt aan certificering, die het bestuur handelingsvrijheid geeft maar te vrezen dat van die vrijheid niet steeds in hun belang is gebruikgemaakt. Zij willen de dialoog openen om tot herstel van vertrouwen te komen, waarbij als aandachtspunten informatievoorziening en dividendpolitiek worden genoemd. Ze stellen voor afspraken te maken over een periodieke informatievoorziening op hoofdpunten en dat hun inbreng in het kader van belangrijke beslissingen wordt gehoord.
2.13Bij brieven van 10 oktober 2014 en 8 juli 2016 hebben [S] , [T] en wijlen [Z] deze en andere bezwaren, waaronder bezwaren over de samenstelling van de raad van commissarissen van BBBZ en Steenfabriek, herhaald. In de brief van 10 oktober 2014 schrijven zij onder meer dat vragen van [S] , bestuurslid van STAK, niet (afdoende) worden beantwoord. Tevens schrijven zij dat de huidige governance tekortschiet en aanpassing behoeft, omdat [E] onverenigbare dubbelfuncties heeft en één (aandeelhouder van een) certificaathouder een bepalende invloed heeft op het beleid en de gang van zaken binnen de groep.
2.14In de vergaderingen van het STAK-bestuur in de periode 2016-2017 zijn certificaathouders (middels de bestuurder A) geraadpleegd over onderwerpen als de benoemingen van een commissaris bij BBBZ, een besluit tot mogelijke uitkering van een superdividend en de belegging van liquide middelen van BBBZ op basis van een beleggingsstatuut.
2.15Sinds 2018 zijn de verhoudingen tussen [R] en [H] verregaand beschadigd geraakt.
2.16Op 10 juli 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden in het Postillion Hotel te Arnhem tussen enerzijds (in ieder geval) [R] , [S] en [Y] (hierna: [Y] ) en anderzijds [H] . [Y] is een goede vriend van [R] en [R] had hem eerder om advies gevaagd over de governance van Steenfabriek c.s. Dat advies heeft [R] , samen met [Y] , vervolgens op verschillende momenten besproken met zijn broers maar hij heeft [H] daar niet bij betrokken. In het gesprek op 10 juli 2018 hebben [R] , [T] en [S] bij monde van [Y] aan [H] laten weten de governance van de groep te willen wijzigen en de meerderheid in het STAK-bestuur te willen kunnen benoemen.
2.17Tijdens de algemene vergadering van BBBZ van 11 juli 2018 is onder meer de wens van [P c.s.] om de governance via de statuten aan te passen aan de orde gesteld. [R] heeft onder meer voorgesteld dat twee certificaathouders in het STAK-bestuur zitting zouden nemen en dat er een eind zou komen aan de stapeling van functies. Daarop zegden [E] en [F] toe bereid te zijn daarover na te denken en met een aanpassingsvoorstel te zullen komen dat rekening hield met het belang van zowel de onderneming als de aandeelhouders.
2.18Tijdens de vergadering van het STAK-bestuur op 11 februari 2019 is onder andere besproken dat de raad van commissarissen van BBBZ het verzoek van [R] om de governance te wijzigen heeft onderzocht. Hij heeft, in navolging op daarover ontvangen juridisch advies, geconcludeerd dat het wijzigen van de governance zoals verzocht niet dienstig is aan de statutaire doelstelling van STAK en heeft het STAK-bestuur daarom geadviseerd niet aan het verzoek van [R] te voldoen. [S] heeft in deze vergadering laten weten niet gelukkig te zijn met de gekozen structuur.
2.19Bij e-mail van 15 februari 2019 heeft [S] namens de certificaathouders aan [H] om de berekening gevraagd van de terugverdientijd (inclusief begroting en aanneemsom) van de geplande investering door Steenfabriek in 7.140 zonnepanelen. Op diezelfde datum heeft [H] hem ‘
de basis getallen’van de investering toegestuurd, waaronder een terugverdientijd van 6.96 jaar en een totaal begrote investering van € 5.5 miljoen.
2.2Bij brief van 16 augustus 2019 en een herinnering op 13 september 2019 hebben [P c.s.] [H] verzocht om overleg over verbetering van de governance van de groep en herstel van de verhoudingen.
2.21Op 15 oktober 2019 heeft een vergadering van certificaathouders plaatsgevonden. Daarin is onder meer gesproken over het door [R] aangekondigde terugtreden als bestuurder van BBBZ wegens diens onvrede over de ondernemingsstructuur. Naar aanleiding van het gegeven dat een aantal certificaathouders een beperkte termijn voor toezichthouders wenselijk vond, heeft [E] medegedeeld dat hij eind 2021 vrijwillig zal terugtreden als president-commissaris van Steenfabriek en BBBZ. In de vergadering is tevens besproken dat [R] met ingang van 16 oktober 2019 ontslag zal nemen als bestuurder van BBBZ en dat [I] (van 2002 tot en met 2015 commissaris van BBBZ) met ingang van die datum wordt benoemd tot interim bestuurder van BBBZ voor een periode van twee jaar. In die periode kon ook worden gezocht naar voor de onderneming acceptabele aanpassingen bij de benoeming van een bestuurder.
2.22Per 14 juli 2020 is [J] door de vergadering van certificaathouders als bestuurder A van STAK benoemd, als opvolger van [S] . [J] is de schoonzoon van [Y] .
2.23Tijdens de vergadering van het STAK-bestuur van 26 augustus 2020, waarbij [F] aanwezig was, heeft [J] onder meer opgemerkt
‘dat het goed zou zijn als de certificaathouders inzicht zouden hebben in de relatieve prestaties van[Steenfabriek]
ten opzichte van de concurrentie.’[F] heeft gereageerd door op te merken dat de jaarrekeningen en bijbehorende toelichting
‘ruim voldoende informatie aan de certificaathouders verstrekken om te kunnen beoordelen hoe de Steenfabriek in zijn totaliteit heeft gepresteerd’en dat een benchmark van de beleggingen is opgenomen in de halfjaarlijkse rapportage van Insinger Gillissen, die wordt verstrekt aan [I] en gedeeld met de commissarissen van BBBZ. Ook heeft [J] opgemerkt dat de certificaathouders het gevoel hebben niet of onvoldoende te worden geïnformeerd en betrokken. Daarop liet [F] weten dat de certificaathouders recht hebben op de voor hen noodzakelijke informatie, maar dat de bevoegdheid om (mee) te besturen bij andere organen ligt. Er is afgesproken dat de kwartaalrapportages van Steenfabriek en notulen van de STAK-vergaderingen via [J] met de certificaathouders worden gedeeld.
2.24Blijkens de notulen van de vergadering van het STAK-bestuur van 14 december 2020 heeft [E] toegelicht dat in januari 2021 in samenspraak met de bestuurder van BBBZ een profielschets voor zijn opvolger als commissaris van Steenfabriek wordt vastgesteld en dat de raad van commissarissen van Steenfabriek vervolgens conform de statuten een bindende voordracht doet aan de bestuurder van BBBZ. [J] heeft in dat kader opgemerkt dat het een belangrijke positie betreft, dat naar zijn mening het STAK-bestuur een rol heeft bij die benoeming en dat externe deskundigheid voor het wervingsproces moet worden ingeschakeld. [E] heeft daarop geantwoord dat geen externen nodig zijn om te weten dat de statutair voorgeschreven benoemingsprocedure moet worden gevolgd.
Verder heeft [J] over de vooraf toegestuurde begroting 2021 van Steenfabriek opgemerkt dat hij daarop een schriftelijke toelichting wenst, omdat hij met een begroting met alleen cijfers zonder enige toelichting zijn rol als informatieverstrekker aan de certificaathouders niet kan vervullen en, ten slotte, dat het goed zou zijn om de prestaties te toetsen van Insinger Gillissen, die de beleggingen uitvoert.
2.25Bij e-mail van 21 maart 2021 heeft [S] mede namens zijn broers aan [F] geschreven dat zij een uitnodiging van het executive search bureau Quaestus om een bespreking over de werving van een nieuwe commissaris bij te wonen, afslaan. [S] schrijft dat zij zich als grootste kapitaalverschaffers op afstand gezet voelen en dat zij overwegen een enquêteprocedure te starten. In het licht daarvan achten zij het niet zinvol om nu een dergelijk gesprek met Quaestus te voeren.
2.26Bij e-mail van 13 april 2021 aan [H] en [E] beklaagt [J] zich erover dat de kwaliteit van de tussentijdse kwartaalrapportage van Steenfabriek en de daarbij gevoegde toelichting het hem weer onmogelijk maken om de certificaathouders afdoende te informeren. Ook verzoekt hij onder andere de rapportage vanuit BBBZ over de beleggingen via Insinger Gillissen en de selectieprocedure voor een nieuwe commissaris aan de agenda voor de STAK-vergadering toe te voegen.
2.27Bij brief van 3 mei 2021 aan het bestuur en de raad van commissarissen van Steenfabriek c.s. hebben [P c.s.] hun bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken bij Steenfabriek c.s. kenbaar gemaakt.
2.28Tijdens de bestuursvergadering van STAK van 21 juni 2021 zijn onder meer de jaarstukken 2020 van BBBZ besproken. Naar aanleiding van een ‘preadvies van commissarissen’ van 10 juni 2021, waarin de raad van commissarissen kort gezegd voorstelt ruim € 5 miljoen aan dividend uit te keren (ruim € 2.5 miljoen als 30% van de winst en ruim € 2.4 vanwege het goede resultaat) en de rest van de winst over 2020 toe te voegen aan de algemene reserves, heeft [J] in de vergadering de actualiteit en onderbouwing van het dividendbeleid van Steenfabriek ter discussie gesteld en om inzicht in de grondslag van de dividenduitkering gevraagd. [E] heeft daarop toegelicht dat het dividendbeleid waarbij 30% van de winst na belasting wordt uitgekeerd, al voor 1993 bestond en gehandhaafd wordt. Verder is het volgens hem nodig een buffer op te bouwen die mogelijk maakt dat Steenfabriek echt grote investeringen (zoals een nieuwe oven) doet zonder externe financiering nodig te hebben; een bedrag van € 5 miljoen laat die buffer intact.
Ten slotte stonden op verzoek van [J] onder meer de bezwarenbrief van 3 mei 2021 en de door Quaestus opgestelde profielschets voor een commissaris geagendeerd. Beide stukken zijn niet inhoudelijk besproken omdat, volgens de (door [J] bekritiseerde) notulen, de stukken slechts ter kennisneming waren bijgevoegd en niet ter bespreking, de bezwarenbrief
‘in een ander gremium aan de orde is’en de profielschets
‘geen zaak is waar het STAK-bestuur over gaat’.
2.29Op 26 juni 2021 heeft [I] aan [J] een memorandum van Insinger Gilissen toegestuurd ter beantwoording van de vragen van [J] over het benchmarken van de resultaten van de beleggingsportefeuille van BBBZ per 31 mei 2021. Daarbij heeft [I] [J] uitgenodigd voor een bijeenkomst met de raad van commissarissen en Insinger Gilissen, om naar aanleiding van de kwartaalrapportage over Q2 2021 de beleggingen te evalueren. Dit om, zo schrijft [I] , [J] in staat te stellen de certificaathouders daaromtrent te informeren.
2.3Bij brief van 29 juni 2021 heeft [J] aan zijn medebestuurders [H] en [E] geschreven dat hij zich zorgen maakt over de gang van zaken binnen de STAK-vergadering. Hij schrijft onder meer dat hij een machtsblok ervaart, dat gevoed wordt vanuit de andere posities van zijn beide medebestuurders in de onderliggende vennootschappen (te weten [E] als president-commissaris bij BBBZ en Steenfabriek en [H] als enig bestuurder van Steenfabriek). Verder schrijft hij dat op zijn vragen herhaaldelijk niet wordt ingegaan. Zo wil [J] binnen het STAK-bestuur onder andere aan de orde stellen het rendement op de investering in zonnepanelen door Steenfabriek, de beleggingsstrategie en performance van de beleggingen door BBBZ, het dividendbeleid, reserveringen voor toekomstige investeringen en de benoeming van nieuwe commissarissen en een nieuwe bestuurder bij BBBZ, maar dat is tevergeefs: er is een sfeer van “
afgepast antwoorden en liefst opschieten”, waarbinnen een open discussie niet mogelijk is en op onjuiste gronden wordt afgewezen. Deelname aan overleg met Insinger Gilissen wijst [J] af, om te voorkomen dat hij
‘zelf[wordt]
meegetrokken in een dubbelrol (of meerdere).’
2.31In hun reactie op de brief van [J] van 29 juni 2021 hebben [H] en [E] op 15 juli 2021 geschreven dat veel van de door [J] aangehaalde onderwerpen niet behoren tot (het informatierecht van) STAK. Zo heeft STAK op grond van de statuten geen positie bij de benoeming van de nieuwe commissaris bij Steenfabriek. Ten aanzien van het dividendbeleid schrijven zij dat over het boekjaar 2020
‘ruim meer dividend is uitgekeerd dan op basis van het standaard beleid het geval zou zijn’.
2.32[J] heeft bij e-mail van 20 juli 2021 gereageerd op de brief van 15 juli 2021. Hij schrijft daarin onder meer dat hij de reactie van [H] en [E] met betrekking tot de benoeming van een commissaris ‘te formalistisch’ vindt en wijst erop dat het STAK-bestuur wel een bevoegdheid heeft bij de benoeming van een commissaris bij BBBZ. [J] verzoekt om overleg hierover met het STAK-bestuur.
2.33Bij e-mail van 4 augustus 2021 schrijven [H] en [E] dat STAK slechts aandeelhouder is van BBBZ en dat het niet aan het STAK-bestuur is om op detailniveau betrokken te zijn bij of vragen te stellen over de gang van zaken binnen Steenfabriek en BBBZ; het STAK-bestuur krijgt al meer informatie dan waarop zij strikt genomen recht heeft. Voorts schrijven zij dat de certificaathouders, om hen tegemoet te komen, eerder waren uitgenodigd om bij dit benoemingsproces betrokken te worden, maar dat zij daarvan hebben afgezien, en dat is besloten dat bij BBBZ geen nieuwe commissaris zal worden benoemd.
2.34Bij brief van 24 augustus 2021 heeft [J] zijn informatieverzoeken herhaald. Hij schrijft daarin onder meer dat het nieuw voor hem is dat bij BBBZ geen nieuwe commissaris ter vervanging van [E] wordt benoemd en vraagt naar de achtergrond van dit besluit. Ook wil [J] weten waarom het STAK-bestuur niet betrokken is geweest bij deze besluitvorming en waarom in het document van Quaestus het doorbreken van de bestuurlijke unie niet wordt genoemd. Verder vraagt hij om diverse documenten, waaronder de notulen van de vergaderingen van de raad van commissarissen van BBBZ, en om een toelichting op kennelijk bestaande investeringsplannen.
2.35Tijdens een buitengewone algemene vergadering van Steenfabriek op 8 september 2021 heeft [I] namens BBBZ op bindende voordracht van de raad van commissarissen van Steenfabriek [G] per 1 oktober 2021 benoemd als commissaris bij Steenfabriek. Bij brief van 16 september 2021 heeft [I] het STAK-bestuur hierover geïnformeerd.
2.36In een e-mail van 20 september 2021 aan [H] en [E] heeft [J] zijn verbazing uitgesproken over de benoeming van [G] en het gegeven dat zonder overleg is besloten het STAK-bestuur niet te betrekken bij deze benoeming. Hij schrijft dat deze benoeming als een verrassing kwam, mede gelet op zijn eerdere, niet beantwoorde vragen over het benoemingsproces en stelt de governance en het verbreken van de personele unie aan de orde.
2.37In een brief van 30 september 2021 aan [H] en [E] heeft [J] nogmaals bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken. Hij schrijft daarin:
“(…) Jullie blokkeren als bestuurders van het STAK dat het STAK haar aandeelhoudersrechten kan uitoefenen. Het lijken me namelijk meer dan valide vragen vanuit een aandeelhouder (1) waarom het bestuur van BBBZ het beleggingsprofiel verandert en wat daaraan ten grondslag ligt, (2) waarom het mandaat van Insinger Gillissen is verdubbeld en welk (ondernemings- of investerings)plan aan het handhaven van een dergelijk vermogen ten grondslag ligt in plaats van het uitkeren van een deel van het vermogen, en (3) hoe de performance van Insinger Gillissen wordt gemeten, (4) welke rol de RvC in dit alles heeft gespeeld. Ook is het geen rare vraag van een aandeelhouder dat het rendement van een aanzienlijke investering in bijvoorbeeld zonnepanelen wordt gemeten en daarover wordt gerapporteerd. BBBZ als aandeelhouder zou daarnaar moeten vragen en als het bestuur van BBBZ dat nalaat dan mag het STAK het bestuur van BBBZ daarover vragen stellen. (…) Ik zie niet welk (zwaarwichtig) belang van de vennootschap zich ertegen verzet om de gevraagde informatie te verschaffen. (…) Ook is het in mijn optiek valide dat een aandeelhouder vraagt naar en betrokken is bij (veranderingen in) het proces voor de selectie van een nieuwe commissaris, ook als het een dochter betreft. Zeker bij een aandeelhouder in een familie vennootschap als deze. Het is in mijn ogen onbestaanbaar dat de aandeelhouder achteraf wordt geïnformeerd over de benoeming van een commissaris bij de dochter van de holding. (…)
2.38Op 14 oktober 2021 hebben BBBZ c.s. een verweerschrift ingediend.
2.39Bij besluit buiten vergadering van 15 oktober 2021 heeft de raad van commissarissen van BBBZ [I] per gelijke datum aangewezen als persoon die tijdelijk, in afwachting van een besluit van de algemene vergadering tot (her)benoeming van een bestuurder van BBBZ, met het bestuur van BBBZ is belast.
2.4Tijdens een bestuursvergadering van STAK op 18 oktober 2021 heeft [J] aan de orde gesteld dat zonder zijn medeweten mede namens STAK een verweerschrift in deze enquêteprocedure is ingediend, hoewel zijn eerdere verzoeken om de bezwarenbrief en het verzoekschrift van [P c.s.] binnen het STAK-bestuur te bespreken, waren afgewezen. Hij heeft daarover zijn verbazing uitgesproken. Uit een transcript van de vergadering volgt verder onder meer:
[ [E] ]
Dan gaan we naar de cijfers van het derde kwartaal (…)
[ [J] ]
Op 19 april is toegezegd dat er voortaan ook een kwantitatieve toelichting krijgen. Die hebben we dus niet
[ [H] ]
Wat wil je dan? Wij hebben toen gezegd, de voorraad die hebben we erbij gezet en de orderportefeuille
[ [J] ]
Die staat er niet bij
(…)
[ [E] ]
Bovendien krijg je de orderportefeuille niet
[ [J] ]
Dus terugkomend op een eerdere toezegging
[ [E] ]
Het is geen onderwerp wat hier aan de orde hoort te komen. Jij krijgt geen orderportefeuilles. Zo simpel is dat.
[ [J] ]
OK, dan komen we dus terug op een eerder gedane toezegging
[ [E] ]
Dat zou best zo zijn, maar jij krijgt geen orderportefeuilles
(…)
[ [J]
De hele wereld heeft het over energiekosten, zou je misschien wat meer achtergrond kunnen geven wat er nu dan gebeurt met de gasprijs, met de kostprijs en wat dat voor mogelijke effecten heeft? (...)
[ [H] ]
Ja, de energieprijs gaat hard omhoog. We hebben alles permanent variabel dus we zullen die kosten moeten nemen. (…) Dus de kostprijs vorig jaar omlaag en nu omhoog.
[ [J] ]
En hoever is de kostprijs nu? Is er een risico dat we stil komen te liggen. Komt de kostprijs boven de verkoopprijs uit? Ik heb geen gevoel bij de situatie.(…)
[ [E] ]
Dat soort informatie is helemaal niet aan de orde hier.
(…)
[ [J] ]
Ja ik kom ook terug op de zonnepanelen. Er is op 19 april is mij een berekening beloofd
[ [E] ]
Je krijgt niks over zonnepanelen
(…)
[ [J] ]
Dan met betrekking tot de aanstelling van de commissaris bij de Steenfabriek. Er is mij destijds beloofd dat wij inzicht zouden krijgen in de kandidaten alvorens ze benoemd zouden worden Dat is niet gebeurd.
[ [E] ]
(…) De benoeming van de commissaris bij de Steenfabriek. Heb je niets mee te maken.
2.41Op 28 oktober 2021 heeft [J] als belanghebbende een verweerschrift in de enquêteprocedure ingediend.
2.42Tijdens de aandeelhoudersvergadering van BBBZ op 3 november 2021 is [I] (ondanks de tegenstem van [J] ), herbenoemd tot (interim) bestuurder van BBBZ voor een periode van zes maanden, derhalve tot 3 mei 2022.
2.43Per 31 december 2021 is [E] teruggetreden als voorzitter van de raad van commissarissen van Steenfabriek en van BBBZ.
3 Het onderzoeksverslag
3.1Het onderzoeksverslag bevat een inleiding en een hoofdstuk over de onderzoeksvragen en werkwijze. De onderzoeker heeft documenten ingezien en (oud-) bestuurders en (oud-) commissarissen gehoord, onder wie de door de Ondernemingskamer benoemde functionarissen Bijkerk en Kloos. De gespreksverslagen zijn als bijlage toegevoegd. Het verslag gaat vervolgens in op de informatieplicht (hoofdstuk 3), de betrokkenheid van STAK c.q. certificaathouders bij de benoeming van bestuurders en commissarissen (hoofdstuk 4), de governance (hoofdstuk 5) en bevat de observaties van de onderzoeker over de governance (hoofdstuk 6). Het verslag gaat tot slot in op de vraag naar de grenzen van de informatieplicht/het recht op informatie (hoofdstuk 7). In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de informatieverstrekking voorafgaand en na de benoeming van [J] , maar ook die na de benoeming van Bijkerk.