ECLI:NL:HR:2023:567

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
22/01670
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vereisten voor concernenquête en reikwijdte van enquête ten aanzien van stichting administratiekantoor

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 22/01670. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van verschillende verzoekers tegen beschikkingen van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de ondernemingskamer, die op 3 februari, 14 februari en 16 maart 2022 zijn gegeven. De advocaten van de verzoekers, J.W.H. van Wijk en J.W. de Jong, hebben hun standpunt naar voren gebracht, terwijl de verweersters, vertegenwoordigd door F.E. Vermeulen en B.F.L.M. Schim, hebben verzocht het beroep te verwerpen. De overige belanghebbenden hebben geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers over de beschikkingen van de ondernemingskamer beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikkingen. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de verzoekers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De kosten aan de zijde van de overige belanghebbenden zijn begroot op nihil. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01670
Datum14 april 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
1. [beheer- en beleggingsmaatschappij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. STEENFABRIEK DE RIJSWAARD B.V.,
gevestigd te Aalst,
3. [verzoeker 3],
wonende te [woonplaats],
4. [verzoeker 4],
wonende te [woonplaats],
5. [verzoeker 5],
wonende te [woonplaats],
6. [verzoeker 6],
wonende te [woonplaats],
7. [verzoeker 7],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [verzoekers],
advocaten: J.W.H. van Wijk en J.W. de Jong,
tegen
1. [beheermaatschappij 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [beheermaatschappij 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [beheermaatschappij 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [beheermaatschappij 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweersters],
advocaten: F.E. Vermeulen en B.F.L.M. Schim,
en
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
2. STICHTING RIJSWAARD,
gevestigd te Aalst,
3. [belanghebbende 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [belanghebbende 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats],
6. [belanghebbende 6],
wonende te [woonplaats],
BELANGHEBBENDEN,
hierna gezamenlijk: de overige belanghebbenden,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak 200.299.721/02 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 3 februari 2022, 14 februari 2022 en 16 maart 2022.
[verzoekers] hebben tegen de beschikkingen van de ondernemingskamer beroep in cassatie ingesteld.
[verweersters] hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De overige belanghebbenden hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [verzoekers] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van de ondernemingskamer beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verzoekers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweersters] begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van de overige belanghebbenden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
14 april 2023.