Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Tussen partijen is de navolgende vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.
[bedrijf 1] B.V. zal aan [appellant] een bedrag betalen van € 204.175,-. Dit bedrag zal worden voldaan in zestig opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 3.402,92, waarvan de eerste termijn betaald zal worden uiterlijk op 1 mei 2018. De daaropvolgende termijnen zullen telkens uiterlijk op de eerste dag van de maand worden voldaan. [bedrijf 1] B.V. mag per jaar maximaal tweemaal te laat betalen, waarbij de termijn met slechts één maand mag worden overschreden.
Indien [bedrijf 1] B.V. niet aan het bepaalde onder 1. voldoet, dan wordt het op dat moment nog openstaande bedrag terstond, zonder nadere kennisgeving, opeisbaar. (…)
Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting ter zake van alle onderwerpen van dit geschil. (…)"