Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
bestreden besluit;
€ 1.598.
vergoeden.”
Een afschrift hiervan is aan de wederpartij verstrekt.
2.Feiten
Feiten
op 2 februari 2004 voor een bedrag van € 1.446.604 door [belanghebbende] gekocht.
Op nummer [2] bevond zich een deel van 188 m² dat voor € 15.000 per jaar verhuurd werd aan [A] , een autobedrijf van [DGA] en zijn zoon.
op € 710.000.
Deel I[…]
Nieuwe/verandering in protectie:
EUR 172k en de huidige aflossingen van EUR 227k. Daar komt bij dat de waardes van de panden enorm gedaald zijn. Op basis van recente taxatierapporten uit december 2013 van [taxateur A] […] bedraagt de LTV 166%. […]
Ondernemers ( [DGA en zoon] ) zijn scenario’s aan het uitwerken per pand om tot oplossingen te komen. Deze oplossingen kunnen bestaan uit:
1) [hogere huurinkomsten door meer huurders aan te trekken]
3) [verkopen leegstaande panden]
5) [inbrengen van privégelden door [DGA] ].
We zullen uitkomen op een combinatie van bovengenoemde oplossingen. Doel is om de financiering uiterlijk binnen 5 jaar weer in balans te hebben met de bancaire normen. Het nemen van te snelle beslissingen inzake bijvoorbeeld verkopen van panden heeft het risico in zich, dat er een restschuld overblijft, daar de marktwaarde van de panden met EUR 4,9 miljoen lager ligt dan het huidige obligo EUR 5,8 miljoen […].”
Uw vastgoed portefeuille kampt met leegstand en dit heeft liquiditeitstekorten veroorzaakt waar op korte termijn een oplossing voor dient te komen. U heeft in dit gesprek aangegeven tekorten niet vanuit privé te zullen aanzuiveren, omdat de overige certificaathouders dit ook niet kunnen/willen doen.
verkocht voor een bedrag van € 670.000. In de leveringsakte is opgenomen dat [adres] [3] , [4] en [5] ontruimd worden geleverd, en nummer [2] onder voortzetting van de lopende huurovereenkomst.
30 maart 2017 een boekenonderzoek bij [belanghebbende] heeft ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte vpb voor het jaar 2014. Het ging om een deelonderzoek, uitsluitend naar de gevolgen van de overdracht van de showroom.
van € 1.145.000. Het rapport van het boekenonderzoek was op 1 november 2018 definitief.
(…)
Doel en waardebegrip
In verband met financieringsdoeleinden wenst u inzicht te krijgen in de navolgende waarde:
De taxatie heeft betrekking op:
1. (…)
(…)
3. [adres] [3] - [5] te [plaatsnaam]
(…)
8. (…)”
[adres] [3] - [5] , [plaatsnaam] [titelpagina]
(…)
Samenvatting [plaatsnaam]
[adres] [3] - [5]
Opdrachtgever [bank] [pagina 2]
(…)
Object [adres] [3] - [5] , [plaatsnaam] [pagina 5]
(…)
Beschrijving/indeling
(…) Totaal circa 1.250 m2 [pagina 9]
(…)
Huurgegevens Op 1 december 2013 heeft de huidige gebruiker het object in gebruik op grond van huurovereenkomst met de navolgende belangrijke kenmerken
(…) 1.250 m2 (…)
Beoordeling
(…)
Verhuurbaarheid
In geval van leegstand van het gehele object kan de verhuurbaarheid worden aangemerkt als matig. De verwachting is dat de markt rekening houdt met een leegstandsperiode van circa 12 tot 18 maanden en huurvrije periode(n) en kortingen ter grootte van circa 3 tot 9 maanden huur, uitgaande van een 5-jarige huurovereenkomst.
De verkoopbaarheid van het gehele object, onder gestanddoening van de huidige huurovereenkomsten, wordt gekenmerkt als redelijk. De verkoopbaarheid van het object bij volledige leegstand wordt gekenmerkt als slecht.
Potentiële kopers voor dit object zijn Eigenaar-gebruikers en particuliere beleggers.”
LeegstandsrisicoDe leegstand betreft op dit moment een totale huursom van EUR 368k (…). De huurwaardes zijn gebaseerd op het taxatierapport wat in december 2013 is opgemaakt door [taxateur A] .
De leegstand is enorm met 55% en leidt ertoe dat de rente en aflossingsverplichtingen niet meer voldaan kunnen worden. (…).”
8. ConclusieAls gevolg van de nieuwe taxatierapporten die een veel lagere waarde van het onroerend goed weergeven is er een fors blanco en hoge LTV [
Hof:Loan to Value: verhouding tussen de hoogte van het financieringsobligo en de waarde uit de taxatierapporten] ontstaan. (…)
Daar komt bij dat de onderneming te maken heeft met forse leegstand op dit moment (…).
Gezien de hoge LTV is het zaak dat de aflossingen fors omhoog gaan, maar hiervoor is geen cashflow. (…) Deel van de strategie is de verkoop van het pand te [plaatsnaam] aan [ [DGA] ] (in privé) voor de getaxeerde marktwaarde (EUR 710k).”
Hij kon een deel van het pand gebruiken voor [A] en wilde zo bijdragen om een oplossing te vinden voor de problemen, te weinig huurinkomsten om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. De heer [DGA] wilde EUR 670K voor het pand betalen. Wij zijn hiermee akkoord gegaan ondanks de taxatiewaarde van EUR 710k vanwege het feit dat het pand leegstond en er op dat moment in de regio behoorlijk wat leegstand was. De markt was slecht en daarom vonden wij EUR 670k passend. Achteraf gezien kwam er snel een huurder en is EUR 670k eigenlijk een te lage prijs geweest, maar dat is achteraf.”
(…)
4. Omschrijving van het getaxeerde object: Het getaxeerde betreft een turn key volledig geëquipeerd voor gebruik als autoshowroom (maar ook voor vele andere doeleinden geschikt te maken met bijbehorende kantoren, archiefruimte en een werkplaats met autobruggen,
4 overheaddeuren, afgesloten buitenterrein, bestaande uit begane grond en eerste etage voorzien van een auto/goederenlift. (…)
(…)
F. Huursituatie
1. Wordt het object thans verhuurd: Grotendeels vrij van huur en gebruik. Slechts een klein deel verhuurd. Wel wordt het vastgoed aangeboden met de mogelijkheid om het gehele object te huren.
(…)
6. Feitelijk gebruik en huurgegevens: Volgens opgave eigenaar bedraagt de huurprijs € 1.250 per maand, huurder [A] . Wel wordt het vastgoed aangeboden met de mogelijkheid om het hele object te huren.
7. Huidige huurinkomsten: € 110.000,
inclusieftheoretische markthuur van de leegstaande delen.
8. Huidige huurinkomsten: € 15.000,
exclusieftheoretische markthuur van de leegstaande delen.
(…)
12. Toelichting op het getaxeerde object: De verhuurbaarheid van dit type bedrijfspand is verhuurbaarheid van thans, als autoshowroom, matig gekeken naar de autobranche. Verwacht wordt dat een andere invulling van het object, leidt tot een betere verhuurbaarheid. Zowel het object als het bestemmingsplan geeft hier in ieder geval ruimte voor.
(…)
H.5 marktbeschrijving
(…)
H.5.2. Lokaal / Regionaal
(…)
De Factsheets van [taxateur A] medio 2014 laten het volgende beeld zien:
- [xxxx] , overige locaties, genereert een BAR v.o.n. tussen
7,7% en 11,50%.
- [xxxxx] , overige locaties, genereert een BAR v.o.n. tussen 7,75% en 11,50%.
H.6 Referenties
H.6.1. Huur referenties
1. a. Objectadres (…) [het pand]
(…)
f. Huur per jaar € 110.000
(…)
H.6.2. Belegging/koop referenties
(…)
H.6.5 Nadere toelichting referenties / gehanteerd referentiekader
(…) De economische huurwaarde is een product van:
I. Uitgangspunten en parameters
(…)
Hof: dit komt overeen met een kapitalisatiefactor van afgerond (100:8,3=) 12,05]
(…)
WOZ-waarde € 922.000
(…)
Huurder (…) VVO Markthuurwaarde (…)
[A] 188 m² € 15.501 MH (…)
Totaal 1.334 m² € 110.000 (…)
(…)
2. Waardebepaling BAR
Waardering Bruto Methodiek Perc.
Markthuurwaarde € 110.000 BAR 8,30%
Waarde ‘voor kapitaalcorrecties’ € 1.325.298
3. Kapitaalcorrecties
(…)
Mutatie leegstand 43% € -47.300
(…)
Marketingkosten (…) € -945
Verhuur courtage (…) € -11.340
(…)
Achterstallig onderhoud € -20.000
Investeringen € -26.500
Waarde ‘vrij op naam’ € 1.219.214
Af: Kosten van overdracht ‘kosten koper’ (…) -72.258
(…)
Waarde in het economisch verkeer ‘WEV’ € 1.146.955
€ 1.145.000”
Omdat de makelaar ( [taxateur B] ) geen geïnteresseerden voor het pand had, is besloten om het pand in privé over te nemen (…). In 2013/2014 bevond de markt zich op een dieptepunt. Wij namen een groot risico en gelukkig heeft het uiteindelijk goed uitgepakt.
Ik heb nog € 40.000 op de (…) taxatiewaarde (€ 710.000) in mindering gebracht vanwege de leegstand.”
(…)
Allereerst heeft de taxateur [taxateur B] , [taxateur Y] , het door [taxateur A] opgestelde rapport en de onvolkomenheden daarin beoordeeld.
€ 15.000 per jaar niet meegenomen.
€ 795.000,- KK (€ 636,-/m²) had moeten zijn.”
Het eerste contact voor de huur van [ het pand] is gelegd door (…) met [ [taxateur Y] ]. Omdat dit contact ons te lang duurde (…) is ons eerste contact met [ [DGA] ] geweest eind oktober 2014, wij hebben toen[n] een overeenstemming bereikt mits de gemeente bestemmingswijziging zou toestaan. (…) 1e kwartaal 2015 hebben wij voor een aanzienlijk bedrag het gehele pand verbouwd naar onze wensen.”
(…)
U vraagt naar de totstandkoming van de verkoopprijs. Ik heb € 710.000 voor het pand betaald, dat was het maximum dat ik zonder financiering op tafel kon leggen. Er kwam namelijk ook nog overdrachtsbelasting bij.”
3.3. Geschil in hoger beroep
aangifte als bedoeld in artikel 27e, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen
(AWR);
aan [DGA] uitgegaan van de juiste waarde van het pand en – zo niet – heeft
zij zich daarvan redelijkerwijs bewust moeten zijn;
‘omkering en verzwaring’ van de bewijslast van toepassing is: heeft de inspecteur
het belastbaar bedrag, meer in het bijzonder de in aanmerking te nemen correctie
van de waarde van het pand bij verkoop daarvan door belanghebbende aan [DGA]
, vastgesteld binnen de marge waarover hij bij het nemen van een dergelijk
besluit beschikt, en
Is de vergrijpboete terecht opgelegd en – zo ja – wat dient de hoogte van de
vergrijpboete te zijn.
4.4. Oordeel van de rechtbank
20. Winst uit onderneming is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming (totaalwinst) [noot: artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in samenhang met artikel 3.8 Wet IB 2001]. Als uitwerking van dit totaalwinstbegrip geldt dat bij het bepalen van de winst niet in aftrek komen onmiddellijke of middellijke uitdelingen van winst, onder welke naam en in welke vorm ook gedaan [noot: artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wet Vpb]. Volgens vaste jurisprudentie [noot: vergelijk onder meer Hoge Raad 24 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0411 en Hoge Raad 8 juli 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2193] is een winstuitdeling een bevoordeling van de aandeelhouder als zodanig, die kan plaatsvinden uit winst of winstreserves van de vennootschap dan wel in het vooruitzicht van te maken winst, waarbij de aandeelhouder en de vennootschap zich bewust zijn, of redelijkerwijs bewust hebben moeten zijn, van de bevoordeling en de aandeelhouder de bevoordeling in zijn hoedanigheid van aandeelhouder
gedachtestreepje en de opinie van [taxateur B] van 30 september 2019, bladzijde 7: “Waarmee de waardering van [taxateur A] gecorrigeerd, maar wel in verhuurde staat € 795.000 KK […] had moeten zijn.”). De rechtbank acht dan ook door [de inspecteur] aannemelijk gemaakt dat dit gebrek op zichzelf tot een € 85.000 te lage taxatie door [taxateur A] heeft geleid en dat
€ 40.000 op de taxatiewaarde in mindering werd gebracht omdat € 710.000 het maximale bedrag was dat hij zonder financiering kon betalen. Aangezien er echter ook nog overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn, is zo de verkoopprijs op het bedrag
van € 670.000 bepaald [noot: 106% van € 670.000 = € 710.200 inclusief 6% overdrachtsbelasting].
dat voldaan is aan het vereiste (geobjectiveerde) bewustzijn bij betrokkenen. Gelet op dit een en ander valt naar het oordeel van de rechtbank een winstcorrectie ten bedrage van € 145.000 binnen de redelijke grenzen.
5.5. Beoordeling van het geschil
heeft gesteld – in de taxatie van [taxateur A] ‘slechts’ is verzuimd de huurstroom van [A] mee in aanmerking te nemen, nog daargelaten dat de huurprijs per m² van het door [A] gehuurde deel van het pand, beoordeeld naar gegevens die belanghebbende ten tijde van het doen van aangifte bekend waren, substantieel lager is dan de huurprijs per m² die met [B] ( [C] ) was overeengekomen; te weten € 103 (= € 117.787/1.146) tegen € 79 (=
€ 15.000/188).
Daarbij heeft het in aanmerking nemen van de te lage verkoopprijs geleid tot een onzakelijk handelen tussen belanghebbende en [DGA] , en mitsdien tot een aan belanghebbende onttrekken van winst. Of deze winstonttrekking ook een winstuitdeling impliceert laat het Hof in het midden.
De waarde van het pand op het tijdstip van verkoop daarvan door belanghebbende aan [DGA] (24 juli 2014)5.2.1. Volgens de inspecteur heeft hij de correctie van de door belanghebbende en [DGA] overeengekomen waarde van het pand met € 475.000 op basis van de uitkomst van een professionele taxatiedienst van de Belastingdienst op de juiste hoogte vastgesteld.
Aan deze taxatie kan volgens de inspecteur in het economische/maatschappelijke verkeer vertrouwen worden ontleend. De inspecteur acht het onbegrijpelijk dat de rechtbank deze correctie als (in de woorden van de inspecteur) ‘onredelijk hoog en willekeurig’ heeft aangemerkt.
5.2.2. De taxateurs van de Belastingdienst hebben volgens de inspecteur rekening gehouden met alle aspecten van de moeilijke markt op de transactiedatum. Deze taxatie onderscheidt zich volgens de inspecteur voorts, omdat het de enige taxatie die op basis van het reglement van het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) is verricht.
Dat [taxateur A] is uitgegaan van een vloeroppervlak van het getaxeerde gedeelte van het pand van 1.250 m², terwijl dit volgens de in augustus 2014 verrichte NEN 2580-meting 1.146 m² zou zijn, dient volgens de inspecteur voor rekening van belanghebbende te komen. Door uit te gaan van de taxatie van [taxateur A] is belanghebbende bovendien eraan voorbijgegaan dat het pand op de transactiedatum, na het faillissement van [B] , ‘turn key’ kon worden verhuurd, hetgeen volgens de inspecteur een waardeverhogend effect inhield.
naar welk tijdstip het woord “huidige” verwijst onder “huidige huurinkomsten”. Ik antwoord dat ik een advertentie van [taxateur B] aantrof waarin het object te huur werd aangeboden voor € 100.000. Uiteindelijk is er naar aanleiding van dat aanbod een huurovereenkomst tot stand gekomen van € 110.000. Dat feit heb ik meegenomen in mijn taxatie.
De vervolgvraag van de voorzitter of het object op het moment van de transactie leegstond, beantwoord ik bevestigend. De voorzitter vraagt mij of het in een dergelijke situatie conform de normen van de Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) is om met een verhuurde situatie rekening te houden? Ik antwoord dat referentiehuren van kort na de peildatum mogen worden gebruikt voor de taxatie en dat er geen betere graadmeter is dan de eigen huurprijs van kort na de peildatum.
factsheets, tot stand gekomen op basis van zeer veel gerealiseerde verhuren en verkopen. Met name omdat het pand kwalitatief goede eigenschappen heeft zagen ik en [taxateur xxxx] geen reden om buiten de door [taxateur A] gebruikte bandbreedte te kijken.
Ik antwoord dat een rekenmodel achter het taxatierapport is opgenomen.
De voorzitter vraagt mij of ik deze kan toelichten. Ik verwijs naar pagina 3. De daar vermelde “markthuurwaarde” van € 110.000 is gebaseerd op de afgesloten huurovereenkomst in het najaar 2014. Verder is daar vermeld dat de input Bar 8,3 is.
Op basis van deze twee getallen is de waarde € 1.325.298 bepaald. Vervolgens heeft een aantal correcties plaatsgevonden. Ik wijs op de mutatie leegstand van € 47.300. Deze correctie is gebaseerd op de ingangsdatum van het huurcontract en houdt rekening met leegstand van ongeveer een half jaar. Voorts is een verhuur courtage van € 11.340 in mindering gebracht. Deze is gebaseerd op een factuur die door [DGA] is aangeleverd. De marketingkosten die in mindering zijn gebracht bedragen € 945.
Ik antwoord 12,05, zoals zichtbaar is in de tabel in de rechter hoek van pagina 3.”
Uit de op 25 augustus 2014 verrichte NEN 2580-meting is gebleken dat het verhuurbaar vloeroppervlak (VVO) in totaal 1.334 m² bedroeg in plaats van de 1.250 m² waarvan [taxateur A] was uitgegaan. Hieruit leidt belanghebbende af dat in de waarde van [taxateur A] een relatief klein deel van 84 m² ontbrak. Belanghebbende betwist dat de taxateurs van [taxateur A] 188 m² niet hebben getaxeerd. De taxateurs van [taxateur A] hebben verzuimd de huurinkomsten van [A] als waardebepalend element mee te nemen. De opstellers van het [taxateur A] -rapport stonden destijds overigens op persoonlijke titel ingeschreven als Register-Taxateur van onroerende zaken. De NRVT bestaat pas sedert 2016, aldus belanghebbende.
Dat [adres] [3] - [5] , dat ten tijde van de verkoop aan [DGA] niet verhuurd was, in oktober 2014 zou worden verhuurd aan [nieuwe huurder] , was volgens belanghebbende ten tijde van die transactie niet voorzien.
Bij de vraag of de inspecteur de grenzen der redelijkheid in acht heeft genomen speelt onder meer een rol over welke gegevens de inspecteur bij het opleggen van de aanslag kon beschikken (vgl. HR 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1311, BNB 2018/178, 2.4).
Tot die gegevens rekent het Hof in het onderhavige geval onder meer het rapport van [taxateur A] , het strategierapport van [bank] en de bekendheid met de leegstand van het pand op 24 juli 2014.
Het Hof verwijst op dit punt naar de verklaring van [xxx] van 23 februari 2018 (zie onder 2.6), naar hetgeen in het rapport van [taxateur A] is vermeld over de verhuurbaarheid van het pand (zie onder 2.3), alsmede naar de door belanghebbende overgelegde CBS-gegevens over de prijsontwikkeling van commercieel vastgoed, waaruit belanghebbende heeft afgeleid dat de prijsontwikkeling van commercieel vastgoed zich medio 2014 op een dieptepunt bevond.
Het Hof acht het op grond van het taxatierapport van [taxateur A] en het strategierapport van [bank] aannemelijk dat er in de periode (eind) 2013 - medio 2014 een aanzienlijk leegstandsrisico was (zie onder 2.3 en 2.4). Gelet op hetgeen in de door de inspecteur ter zitting van het Hof overgelegde bijlage bij het taxatierapport van de Belastingdienst van 25 september 2018 en de daarop ter zitting gegeven toelichting, begrijpt het Hof dat de inspecteur de korting voor leegstand heeft gebaseerd op de in werkelijkheid gerealiseerde leegstand, tot het moment van verhuur aan [nieuwe huurder] , in plaats van op het per 24 juli 2014 in te schatten (onvoorziene) risico van leegstand.
Het rapport is gebaseerd op het pand in (volledig) verhuurde staat en daarbij is uitgegaan van de op 24 oktober 2014 tussen [DGA] en [nieuwe huurder] overeengekomen huur, terwijl het pand op het moment van verkoop niet meer was verhuurd en op dat moment niet was te voorzien wanneer het weer zou worden verhuurd. Uit het rapport wordt niet, althans onvoldoende duidelijk op welke wijze rekening is gehouden met het op de datum van verkoop van het pand bestaande risico dat het pand gedurende langere tijd niet zou worden verhuurd; het Hof verwijst naar hetgeen hierover onder 5.2.16 is overwogen. Daarbij neemt het Hof voorts in aanmerking dat het pand was ingericht en toegerust als autoshowroom (zie onder 2.7). Weliswaar sluit die inrichting alternatieve verhuurmogelijkheden niet uit, maar in geval van huur door een bedrijf dat niet in auto’s handelt, zoals dat van de nieuwe huurder (zie onder 2.12), zou dat gepaard gaan met aanzienlijke investeringen, zoals ook is verklaard door de nieuwe huurder. Uit het rapport van de Belastingdienst wordt niet voldoende duidelijk of daarmee bij de bepaling van de Bar rekening is gehouden. Het Hof kent in dit verband betekenis toe aan hetgeen namens belanghebbende ter zitting van het Hof over de door de Belastingdienst aan gegevens van [taxateur A] ontleende Bar is verklaard en waaruit het Hof begrijpt dat zonder voldoende motivering is gekozen voor een Bar aan de bovenkant van de markt, zonder dat daarin voldoende rekening werd gehouden met de negatieve omstandigheden ten tijde van de verkoop van het pand en betreffende de specifieke inrichting/toerusting ervan.
(…)
toerekening hetgeen hiervoor onder 5.1.5 is overwogen en stelt het aan de voorwaardelijk opzettelijk begane gedraging toe te rekenen deel van de bijtelling vast op € 85.000.
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing betreffende de
proceskosten en het griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 168.310, en
- vermindert de boete tot een bedrag van € 8.500.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.