ECLI:NL:HR:2013:BX8543
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over boetebeschikking en zelfstandigenaftrek in belastingrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een boetebeschikking in het kader van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. De belanghebbende had een navorderingsaanslag ontvangen, waarbij een boete was opgelegd. De Rechtbank te Haarlem had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de boete verminderd. Het Hof heeft deze uitspraak echter vernietigd en de boete verder verminderd, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het opzet van de belanghebbende bij het doen van de aangifte niet gericht was op het ontgaan van belastingheffing over het bedrag van de zelfstandigenaftrek. De Hoge Raad bevestigt dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat de waarderingen van feitelijke aard niet in cassatie kunnen worden getoetst. Het beroep in cassatie wordt ongegrond verklaard, en de Staatssecretaris wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1311 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van opzet in het belastingrecht, vooral in relatie tot de zelfstandigenaftrek. De Hoge Raad benadrukt dat de Inspecteur de bewijslast heeft om aan te tonen dat er sprake is van opzet, en dat de omstandigheden waaronder de zelfstandigenaftrek is geclaimd van belang zijn voor de beoordeling van de boetegrondslag. Dit arrest biedt duidelijkheid over de voorwaarden waaronder een boete kan worden opgelegd in gevallen van navordering en zelfstandigenaftrek.