ECLI:NL:GHAMS:2020:28
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Strijdigheid van de mandjesvergelijking bij overname personeel en collectieve actie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de 'mandjesvergelijking' door Albert Heijn B.V. bij de overname van personeel van franchisenemers. De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) had in eerste aanleg gevorderd dat Albert Heijn de persoonlijke toeslagen voor werknemers die na een overgang van onderneming in dienst zijn gekomen, niet mocht afbouwen en deze moest verhogen met loonsverhogingen op basis van de cao voor personeel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen (VGL-cao). De kantonrechter had deze vorderingen grotendeels toegewezen, met de overweging dat de 'mandjesvergelijking' in strijd was met de wettelijke regels omtrent de overgang van onderneming, zoals vastgelegd in artikel 7:662 e.v. BW en de Europese richtlijn overgang van onderneming.
Albert Heijn ging in hoger beroep en betwistte de toewijzing van de vorderingen door de kantonrechter. Het hof oordeelde dat de 'mandjesvergelijking' niet in overeenstemming was met de wettelijke regels en dat de persoonlijke toeslagen niet mochten worden afgebouwd. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter dat de FNV bevoegd was om collectieve actie te ondernemen op basis van artikel 3:305a BW. Het hof verwierp de grieven van Albert Heijn en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij Albert Heijn werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemersrechten bij de overgang van onderneming en de rol van vakbonden in het behartigen van collectieve belangen. Het hof stelde vast dat de 'mandjesvergelijking' niet alleen in strijd was met de wet, maar ook dat de goede procesorde niet was nageleefd door Albert Heijn, die op het laatste moment afzag van pleidooi, wat de voorbereidingstijd van het hof in gevaar bracht.