Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.302, en
2.Feiten
€ 1.188.697.718 en € 2.070.878.630 aan aandelen onderscheidenlijk derivaten, en verkocht deze tot bedragen van € 1.141.232.198 onderscheidenlijk € 2.180.353.983. Belanghebbendes belangrijkste bron van inkomsten was in de onderhavige jaren het kopen en verkopen van aandelen in Belgische fondsen. In 2010 en 2011 werd daaruit tot bedragen van € 19.582.000 onderscheidenlijk € 32.269.000 aan dividenden ontvangen en werd € 4.896.000 onderscheidenlijk € 8.067.000 aan Belgische dividendbelasting terugontvangen.
€ 4.840.363,20 aan voorheffing en € 2.420.181,60 aan nalatigheidsinteresten, verschuldigd vanaf 1 februari 2012). De belastbare grondslag bedraagt € 32.269.088. Over deze aanslag wordt nog geprocedeerd.”
Trade income België 806.022 1.378.692
Percentage trade income België 85% 83%
(…)
Hof:volgens het verweerschrift in eerste aanleg bedraagt de in 2011 geïncasseerde Belgische dividendbelasting € 8.067.000)].
(…)
(…)
4.3.3. Blijkens de commerciële jaarrekeningen van [belanghebbende] beliepen de pensioenpremies in 2009 een bedrag van € 348.322, in 2010 een bedrag van € 153.729 en in 2011 € 215.379. De winstbijschrijving ten behoeve van de deelnemers van [belanghebbende] beliep in die jaren respectievelijk € 63, € 699.199 en € 528.497 (…).
Inleiding, samenvatting en conclusie(…)
In 2008 en 2009 hebben de participanten premies gestort ten bedrage van € 370.000. Hiervan is € 22.000 een bijdrage voor kosten en dekking solvabiliteit en € 348.000 premiebijdrage.
(…)
De pensioenvoorziening voor deelnemers bedroeg eind 2013 € 3.591.000 (premiebijdrage 926.000 + beleggingsresultaat 2.664.000).
(…)
4.
De transactieIn deze paragraaf wordt een analyse gemaakt van een transactie die plaatsvond op 9 januari 2013.
(…)
4.b. Hoe komt de transactie tot stand en hoe wordt de positie afgewikkeld?
Hof: in het verslag is belanghebbende gedefinieerd als [belanghebbende] ] bedenkt begin januari 2013 een mogelijk winstgevende combinatie van financiële instrumenten (i.c. koop aandelen/verkoop opties) (…);
€ 0,01;
Hof: volgens het verslag is [Z] de partij aan wie vorderingen op belastingdiensten in factoring worden overgedragen] uit hoofde van overdracht van de totale belastingvordering van € 487.500 (…);
€ 3.241.515 (bij [Bank 2], [Bank 3] en [Bank 1]);
€ 454.675, [Bank 3] € 2.471.088, [Bank 1] € 331.619);
Het transactiebedrag (€ 3,42 mln) zou nagenoeg geheel kunnen worden betaald uit de deposito-/spaarrekeningwaarden. Het is echter niet noodzakelijk de deposito’s en spaarrekeningen hier geheel voor aan te spreken. [Bank 1] berekent namelijk de margin verplichting die geldt voor de totale positie van [belanghebbende] . Deze marginverplichting moet worden gedekt door zekerheden bestaande uit a) waarde aandelen in depot en b) liquide middelen op rekening van [belanghebbende] bij [Bank 1]. De marginverplichtingen voor alle [uitstaande] transacties en waarde zekerheden worden bij elkaar opgeteld en tegen elkaar afgezet. Zo wordt dagelijks vastgesteld of er op totaal ( [belanghebbende] ) niveau voldoende collateral aanwezig is (…);
Uiteindelijk heeft dit geleid tot een transactieresultaat van € 64.875 na alle kosten en afdrachten provisies.”
3.2.6 Custody and settlement Agreement met [Bank 1] van 22 december 2009De Irish Branch van [Bank 1] staat onder toezicht van de Engelse toezichthouders (…) en de (…) Central Bank of Ireland en is onderdeel van de beursgenoteerde [Bank 1] Plc.
(…)
Op 22 december 2009 heeft [belanghebbende] een C&S Agreement met [Bank 1] gesloten. (…) In het kader van deze overeenkomst verzorgt [Bank 1] de uitvoering, settlement, administratie en bewaring van de aandelen en financiële instrumenten voor [belanghebbende].
(…)
3.3. Beleggingsactiviteiten
(…)
(…) [BV 1] is gespecialiseerd in zogeheten delta one arbitrage. Hiermee wordt bedoeld dat aandelen worden verhandeld tegenover derivaten, waarbij het koersverschil op de aandelen en derivaten elkaar (nagenoeg) opheffen.
(…)
De beleggingsstrategie kenmerkt zich (…) door kleine marges en om winstgevend te zijn grote transacties. Gezien de geringe marges in combinatie met de transactievolumes worden zoveel mogelijk risico’s (…) uitgesloten.
(…)
‘cash collateral’wordt ontvangen. Voor de risico’s die overblijven, feitelijk het risico dat minder of geen dividend op de aandelen wordt ontvangen, dient een margin gesteld te worden bij de prime broker. De margin die gesteld wordt, is minimaal gelijk aan het maximale risico dat de prime broker (…) onderkent. (…)
Uit de beschikbare documenten blijkt dat de gestorte margin wordt gevormd door de geldbedragen die [belanghebbende] in de onderhavige periode op de bankrekening van [Bank 1] heeft gestort. Uit de administratie van [belanghebbende] blijkt dat de op de bankrekening van [Bank 1] gestorte bedragen niet groter zijn dan de bij [belanghebbende] ingelegde pensioenbijdragen en de gerealiseerde resultaten.
(…)
3.3.4 Overleg met deskundigen(…)
In het verslag van de heer [naam 1] is één transactie uitgewerkt, waarbij gebruik is gemaakt van callopties. Deze transactie is representatief voor de door [belanghebbende] uitgevoerde transacties met uitzondering van elf specifieke transacties, waarbij gebruik is gemaakt van andere financiële instrumenten.
(…)
3.3.5 Bevindingen met betrekking tot het gebruik van financiële instrumenten(…)
Uit de aard en de samenstelling van de transacties van [belanghebbende] ontstaat het beeld dat alle transacties zijn opgebouwd met de intentie om dividend te ontvangen dat mogelijk door beursgenoteerde ondernemingen uitgekeerd gaat worden.
(…)
4.4 Financiering
(…)
cash collateral’ over de margin, het saldo van de samengestelde transacties.
Uit de beschikbare overeenkomsten, de transactiegegevens, de beoordelingen door de heer [naam 1] en (…) en andere bescheiden blijkt dat [Bank 1] en [belanghebbende] specifieke samengestelde transacties zijn overeengekomen, waarbij voor de door [Bank 1] verzorgde transacties alleen voor het saldo, de margin, zekerheid gesteld hoeft te worden.”
3.3. Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
(…)
Proceskostenvergoeding7.1. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512, een wegingsfactor 1 en een factor 2 omdat sprake is van twee te onderscheiden zaken). De voor de beroepsfase te vergoeden proceskosten bedragen (2 x € 512 x 2 =) € 2.048. Nu in de bezwaarfase in het kader van de aanslag Vpb nog geen proceskostenvergoeding is toegekend, zal dat alsnog gebeuren. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van
€ 254.
5.5. Beoordeling van het geschil
5.1.8. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende nog het volgende verklaard:
begrijpt uit het verhandelde ter zitting dat de door [belanghebbende] genoemde verkeersvrijheden geen zelfstandige beroepsgrond vormen.”. Kan het Hof daar ook van uit gaan? Dat kan voor het geval het Hof tot hetzelfde oordeel komt als de rechtbank. Dan voegen de verkeersvrijheden overigens namelijk weinig meer toe. Ik verzet mij dus niet tegen vorenbedoelde constatering door de rechtbank. Het gaat mij met name om de Pensioenrichtlijn en de beperkingen die deze naar mijn mening oplegt aan de Nederlandse fiscale wetgeving.
(…)
Over de Pensioenrichtlijn. Het Hof wijst op de zogenoemde ‘Prudent person-regel’ van artikel 18 uit de Pensioenrichtlijn. Beperkt deze regel zich niet tot de eigenlijke pensioenactiviteiten? Ik begrijp deze gedachte. Maar deze regel geldt naar mijn mening alleen maar voor werkzaamheden die volgens de Europese wetgever kwalificeren als nevenactiviteiten. Als sprake is van nevenactiviteiten in vorenbedoelde zin dan vallen deze buiten de scope van de ‘Prudent person-regel’. Ik meen dat de Pensioenrichtlijn zelf niets bepaalt omtrent het hier gemaakte onderscheid. Het Hof houdt in dit verband de een na laatste zinsnede uit rechtsoverweging 2.3.5 van het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2016 voor, welke zinsnede als volgt luidt: “
Weliswaar kan een pensioenfonds zonder verlies van de vrijstelling gebruikmaken van derivaten van effecten, maar dan dient dit gebruik wel plaats te vinden in het kader van de belegging van de ingelegde pensioengelden.”.
De inspecteur wijst daarvoor op de commerciële balans van belanghebbende op 31 december 2010 en op 31 december 2011. Een eventuele saldering van de aandelen en derivatenposities, als gesteld door belanghebbende, leidt niet tot een ander oordeel, omdat ook in dat geval voor de effectenhandel/dividendbelastingarbitrageactiviteiten andere middelen zijn gebruikt dan de middelen die voor de pensioenverplichting zijn bestemd.
De inspecteur verwijst op dit punt naar onderdeel 4.32 van de in het arrest BNB 2016/227 gepubliceerde conclusie van A-G [naam 2].
(…)
Ik merk op dat in casu de financiering niet zozeer plaatsvindt ten aanzien van de margin, maar juist ten aanzien van de aankoop van de aandelen, waarbij de financiering plaatsvindt door middel van de verkoop van de opties aan [Bank 1]. Daarnaast vindt financiering plaats door middel van leningen van [Bank 1] (in combinatie met de Price Return Swap). Zo is er in 2011 nog sprake van een lening van ruim EUR 90 mln. In casu gebruikt de belanghebbende derivaten (…) ter financiering. Dit in tegenstelling tot andere pensioenfondsen die derivaten gebruiken ter afdekking van risico’s.”
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (…),
Gezien het voorstel van de Commissie
(…)
Overwegende hetgeen volgt:
(…)
(7) De in de richtlijn verankerde prudentiële regels zijn bedoeld om de toekomstige gepensioneerden door middel van strenge toezichtsnormen een hoge mate van zekerheid te bieden en tegelijkertijd een efficiënte uitvoering van de regelingen voor bedrijfspensioenvoorziening mogelijk te maken.
(…)
(20) Instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening verrichten financiële diensten en dragen een grote verantwoordelijkheid voor de verschaffing van bedrijfspensioenuitkeringen en moeten uit dien hoofde aan een aantal minimale prudentiële normen voldoen met betrekking tot hun werkzaamheden en de voorwaarden voor de uitvoering daarvan.
(…)
(33) Als beleggers met een zeer lange beleggingshorizon en lage liquiditeitsrisico’s, bevinden instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zich in een geschikte positie om binnen prudentiële grenzen in niet-liquide activa, zoals aandelen, alsmede in risicokapitaalmarkten te beleggen. (…)
(…)
Artikel 1Onderwerp
Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld inzake de toegang en de uitoefening van werkzaamheden van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
(…)
Artikel 6Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) “instelling voor bedrijfspensioenvoorziening” of “instelling”: een op basis van kapitalisatie gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen (…) en de hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;
(…)
Artikel 7Werkzaamheden van de instellingen
Iedere lidstaat legt de op zijn grondgebied gevestigde instelling de verplichting op hun werkzaamheden te beperken tot activiteiten in verband met pensioenuitkeringen en werkzaamheden die daarmee verband houden.
(…)
Artikel 18Beleggingsvoorschriften
1. De lidstaten verplichten de instellingen die binnen hun rechtsgebied gevestigd zijn een beleggingsbeleid te voeren dat in overeenstemming is met de “prudent person”-regel en met name met de volgende voorschriften: (…)
(…)
d) beleggingen in derivaten zijn toegestaan voorzover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. (…).”
5.Kosten
Voor zover belanghebbende in hoger beroep als standpunt heeft willen innemen dat de rechtbank ten onrechte geen integrale vergoeding van proceskosten heeft toegekend, wijst het Hof deze stelling af en sluit het zich aan bij hetgeen de rechtbank daarover onder 7.2 van haar uitspraak heeft overwogen.
6.Beslissing
www.rechtspraak.nl. De uitspraak is ondertekend door de oudste raadsheer.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.