Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
4 juni 2003 doorgestuurd naar [A] , die deze op haar beurt heeft doorgegeven aan Marsh. Marsh heeft bij brief van 28 juli 2003, door Amlin ontvangen op 30 juli 2003, melding gemaakt van de claim van Winding Oaks tegen [X] . Marsh heeft ook de CAR-verzekeraars op de hoogte gesteld.
11 april 2008 een procedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw gestart tegen onder meer [X] en de constructeur van het complex (hierna: de arbitrageprocedure).
“ [X] , claim Thermen Lucaya”van [A] aan Marsh houdt - voor zover van belang - het volgende in:
3.Beoordeling
NJ2016/109) geoordeeld dat ingevolge artikel 68a lid 1 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek (Ow NBW) artikel 7:942 (oud) BW onmiddellijke werking heeft en de verjaringstermijn van artikel 7:942 lid 3 (oud) BW pas aanvangt nadat de verzekeraar de aanspraak op uitkering heeft afgewezen op de in artikel 7:942 lid 2 (oud) BW voorgeschreven wijze, te weten bij aangetekende brief waarin ondubbelzinnig erop wordt gewezen dat de rechtsvordering na verloop van zes maanden verjaart. Vast staat dat Amlin niet op deze voorgeschreven wijze de aanspraak op dekking heeft afgewezen, zodat de verjaringstermijn van zes maanden van artikel 7:942 lid 3 (oud) BW niet is aangevangen en de rechtsvordering van [X] om die reden niet kon verjaren.
“Pas als de verzekerde aansprakelijk is gesteld heeft hij een opeisbare vordering op zijn verzekeraar en op dat moment neemt de termijn van drie jaren een aanvang”.Voor de opeisbaarheid van de vordering op de verzekeraar is anders dan [X] meent niet bepalend of het schadebedrag waarvoor [X] aansprakelijk werd gehouden toen al vaststond, noch op welke soort schade de aansprakelijkstelling betrekking had. De aard van de schade en de grondslag van de aansprakelijkheid spelen alleen een rol bij de vraag of Amlin op grond van de verzekeringsvoorwaarden is gehouden dekking te verlenen voor de aanspraak.
NJ2006/642). Bij de beoordeling of de mededeling aan de in art. 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval (HR 18 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8502,
NJ2009/439). Bij deze beoordeling kan onder omstandigheden mede betekenis toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen (HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7063,
NJ2011/503).
“ [X] , claim Thermen Lucaya”namens [X] aan Marsh meegedeeld dat zij van [X] een aangetekend schrijven heeft ontvangen met in de bijlage de concept memorie van antwoord en memorie van eis in reconventie in de arbitrage procedure. [A] schrijft aan Marsh:
“Het e.e.a heeft betrekking op deze schade en de verzekeringen van verzekerde en verzekerde wil graag weten of de verzekering op,- of aanmerkingen heeft, zodat de stukken eventueel nog aangepast kunnen worden. Reactie graag voor 20.10 !!! (…)”.[A] heeft de bewuste stukken vervolgens aan Marsh toegezonden. Marsh schrijft in reactie daarop dat zij de ontvangen stukken ter beoordeling aan verzekeraars heeft gezonden, en hen heeft verzocht tijdig te reageren en verder:
“Voorts hebben wij verzekeraars verzocht reageren op (…) uw verzoek ten aanzien van de advocaatkosten (…)”. Naar aanleiding daarvan hebben verzekeraars blijkens de in zoverre onbetwist gebleven inhoud van het e-mailbericht van [A] aan [X] van 20 oktober 2008 aan Marsh meegedeeld dat zij concluderen dat de CAR-verzekering en de AVB-verzekering in dit geval geen dekking bieden:
“Omdat polisdekking ontbreekt, zijn verzekeraars vooralsnog niet bereid enige bijdrage te leveren in de advocaatkosten. Verzekeraars zijn geen partij in deze schade en zij hebben derhalve ook geen op,- of aanmerkingen op het concept memorie van antwoord / memorie van eis betreffende het geschil voor de Raad van Arbitrage (…)”.
NJ2002/481 betoogt zij dat met de vervangingskostenclausule niet van dekking zijn uitgesloten de kosten van het opnieuw uitvoeren van de tot dezelfde transactie behorende, wel naar behoren verrichte werkzaamheden.
“Dat het voetenbad als geheel is vervangen door een ander type bad, brengt naar onze mening met zich mee dat hier dan gekozen is voor een (noodzakelijke?) verbetering van het oorspronkelijke werk”is daarvoor in ieder geval onvoldoende.
“
Het hersteladvies van Context is gebaseerd op volledige renovatie van het complex. Dat is naar het oordeel van arbiters niet aan de orde. Niet alle vloeren dienden immers hersteld te worden (de zwembadvloeren voldoen). Het hersteladvies voorziet onder meer in een aan te brengen waterdicht membraan. Dat is echter méér dan het ontwerp van de architect en dus meer dan wat opdrachtgeefster redelijkerwijs mocht verwachten. Arbiters zijn van oordeel dat het door aanneemster (…) voorgestelde en gespecificeerde herstel, waarbij de voegen van de tegelvloer zullen worden uitgeslepen en vervangen door een epoxyvoeg, een afdoende oplossing is (…)”.