ECLI:NL:HR:2004:AO5662
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vervalbeding in schadeverzekeringscontract en redelijkheid en billijkheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiseres], vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Thunnissen, en de vennootschap ALTE LEIPZIGER VERSICHERUNGS AKTIEN GESELLSCHAFT, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.S. Meijer. De zaak betreft een geschil over een doorlopende 'Construction All Risk'-verzekering die [Eiseres] had afgesloten bij meerdere verzekeraars, waaronder Leipziger. De kern van het geschil draait om de vraag of Leipziger zich kan beroepen op een vervalbeding in de polisvoorwaarden, dat stelt dat elk recht op schadevergoeding vervalt na verloop van één jaar na afwijzing van de schadeclaim.
[Eiseres] had een schadeclaim ingediend na schade aan een betonnen vloer, die was ontstaan door hevige regenval. De verzekeraar had de claim afgewezen op basis van een weersomstandighedenbeding en het vervalbeding. De rechtbank en het gerechtshof hebben de vordering van [Eiseres] afgewezen, waarbij het hof oordeelde dat het beroep op het vervalbeding door Leipziger niet in strijd was met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
In cassatie heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat het beroep op het vervalbeding in deze omstandigheden niet aanvaardbaar is. De Hoge Raad benadrukt dat de verzekeraar, om zich op een vervalbeding te kunnen beroepen, de verzekerde op duidelijke wijze moet informeren over de gevolgen van het vervalbeding. Aangezien dit niet was gebeurd, vernietigde de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd Leipziger veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.