In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam aan de belanghebbende is opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar is door de heffingsambtenaar afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan. De centrale vraag in deze procedure is of het systeem van 'kentekenparkeren' en de daarbij voorgeschreven wijze van betaling van parkeerbelasting in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op 9 april 2015 een naheffingsaanslag heeft opgelegd van € 58,90, bestaande uit € 4,00 parkeerbelasting en € 54,90 kosten van de naheffingsaanslag. De belanghebbende heeft aangevoerd dat het systeem van kentekenparkeren inbreuk maakt op zijn privacy, maar het Hof oordeelt dat er geen sprake is van een inmenging in het privéleven. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De kosten voor de behandeling van het hoger beroep worden niet vergoed.