Uitspraak
1.Geding in cassatie
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.
Namens belanghebbende is de zaak schriftelijk toegelicht door B.A. Boer, advocaat te Den Haag.
2.Beoordeling van de klachten
Dat systeem houdt voor zover hier van belang het volgende in.
Een parkeerder moet via de parkeerautomaat of mobiele telefoon het kenteken van zijn auto invoeren om parkeerbelasting te kunnen voldoen. Controle op voldoening van parkeerbelasting vindt plaats met gebruik van zogenoemde scanauto’s door een particulier bedrijf dat kentekens van geparkeerde voertuigen scant (registreert) en deze gegevens in versleutelde vorm (een 40 karakters tellende code) verstrekt aan het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten (hierna: Servicecentrum). Het Servicecentrum beschikt over gegevens waaruit blijkt of voor het voertuig een parkeervergunning is afgegeven, dan wel parkeerbelasting op aangifte is voldaan. Het Servicecentrum beschikt niet over kentekengegevens in onversleutelde vorm.
Indien een parkeervergunning is afgegeven dan wel de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan, worden de ingevoerde versleutelde kentekengegevens na 48 uur verwijderd.
Indien geen parkeervergunning is afgegeven en de verschuldigde parkeerbelasting niet op aangifte is voldaan, wordt de versleuteling van het kenteken ongedaan gemaakt en wordt de heffingsambtenaar ingelicht onder vermelding van het betrokken kenteken. De heffingsambtenaar vraagt vervolgens bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) de gegevens van de kentekenhouder op ten behoeve van het opleggen van een naheffingsaanslag. De gegevens worden bewaard gedurende de termijn voor de afhandeling van eventueel bezwaar en beroep.
Dat kentekenparkeersysteem omvat de eis dat het kenteken wordt opgegeven van het voertuig dat wordt geparkeerd. Het opgegeven kenteken is te herleiden tot de persoon van de kentekenhouder. Dit komt tot uitdrukking in artikel 43 van de Wegenverkeerswet 1994 (tekst 2015; hierna: WVW), dat bepaalt, voor zover hier van belang, dat aan overheidsorganen (zoals de heffingsambtenaar) door de RDW uit het kentekenregister gegevens worden verstrekt voor zover zij aangeven die gegevens nodig te hebben voor de uitoefening van hun publieke taak. De omstandigheid dat een bij het parkeren opgegeven kenteken door de heffingsambtenaar aan de persoon van de kentekenhouder kan worden gekoppeld, maakt het in beginsel mogelijk het parkeren van een voertuig op de openbare weg met gedragingen van een persoon in verband te brengen. De eis dat het kenteken van het geparkeerde voertuig wordt opgegeven, kan dan ook in beginsel het privéleven van een persoon raken. [1] In het hiervoor in 2.1.2 bedoelde kentekenparkeersysteem gaat het zowel bij het door de parkeerder opgegeven kenteken als bij de waarnemingen met behulp van scanauto’s in de openbare ruimte van kentekens van geparkeerde auto’s om het systematisch verzamelen, vastleggen, bewerken, gedurende enige tijd bewaren en gebruiken van gegevens over het al dan niet betaald zijn van verschuldigde parkeerbelasting. Ook de met behulp van scanauto’s verkregen gegevens zijn op basis van artikel 43 WVW aan de hand van het kenteken van het voertuig in beginsel te koppelen aan (gedragingen van) een persoon.
Aan het voorgaande moet de gevolgtrekking worden verbonden dat het gebruik van het kentekenparkeersysteem bij het opleggen van de naheffingsaanslag een inmenging door de gemeente in het recht van belanghebbende op respect voor zijn privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM oplevert. [2]
. [5]