Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X] ,
[Y],
1.OTIV PRIME HOLDING B.V.,
SOVEREIGN TRUST (NETHERLANDS) B.V., in liquidatie,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
[X],
[Y](tezamen:
[X] c.s.),
OPHen
Sovereign(tezamen
OPH c.s.) genoemd.
tussenarrest). Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
2.Verzoek in de hoofdzaak tot het terugkomen van bindende eindbeslissing
kanhebben geheeld. Dit oordeel komt erop neer dat [X] c.s. niet aan hun stelplicht hebben voldaan (zie ook rov. 4.9 in samenhang met rov. 4.6 en 4.7). Gelet op het verweer is het hof ook niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden. Van schending van hoor en wederhoor is evenmin sprake, nu [X] c.s. ter zitting de gelegenheid hebben gehad hun stellingen juist op dit punt nog eens toe te lichten. Er bestaat ook geen ruimte voor nadere aanvulling en nadere onderbouwing van stellingen die het hof reeds bij bindende eindbeslissing heeft verworpen.
- i) [X] c.s. waren via een
- ii) Deze aandelen zijn vervolgens (indirect, via OPF) door OPH verkregen zonder dat deze een (reële) tegenprestatie heeft geleverd. OPH heeft haar aandelen OPF vervolgens vervreemd tegen een koopprijs van USD 80 (althans 75) miljoen, zodat sprake is van een verrijking van OPH (memorie van grieven 247-248).
- iii) Tussen de verarming van [X] c.s. en de verrijking van OPH bestaat causaal verband (memorie van grieven 251-253).
- iv) De verrijking van OPH is ongerechtvaardigd gelet op de wijze waarop [X] c.s. hun indirecte aandelenpakketten hebben verloren (memorie van grieven 249-250 in verbinding met 85-102, 105-110 en 123-126).
transactie A’). Dezelfde dag heeft [B] deze aandelen OPF doorgeleverd aan OPH zonder dat daarvoor een (reële) tegenprestatie is geleverd (‘
transactie B’);
- op 24 februari 2011 heeft OPF bij
- Op 24 februari 2011 heeft Victoria Invest bij
- OPH heeft een document in het geding gebracht dat volgens haar een bankafschrift behelst van een door OPH aangehouden rekening bij ABLV Bank te Riga (Letland). Volgens haar blijkt uit dat bankafschrift – waarvan de authenticiteit door [X] c.s. wordt betwist – dat OPH de koopprijs in twee tranches op 12 en 13 juli 2011 heeft voldaan (productie 18).
ten minstegelijk is aan de stortingsplicht. Dit sluit niet uit dat de waarde méér is dan de koopprijs. Dat dit hier het geval is, volgt uit het feit dat [A] tien maanden later USD 75 of 80 miljoen voor de aandelen heeft betaald. Ook indien het bankafschrift authentiek is – hetgeen [X] c.s. betwisten, moet worden uitgegaan van een ‘kasrondje’. Dit volgt volgens hen uit de omstandigheid dat voor transactie A en transactie B evenmin een koopprijs is betaald.
hidden transaction. OPH heeft het bestaan van de
hidden transactionimmers betwist, terwijl het hof in het tussenarrest heeft geoordeeld dat van het bestaan daarvan op basis van de stellingen van [X] c.s. niet kan worden uitgegaan.
ten minstegelijk is aan de stortingsplicht. Zij sluiten een hogere waarde van de overeengekomen inbreng niet uit.
nomineeshebben een vergoeding ontvangen in verband met het verlies van deze aandelen. Voorts staat vast dat de door Victoria Asigurari en AVB Prim gehouden belangen in Victoriabank vervolgens zijn overgedragen aan Victoria Invest, eveneens gecontroleerd door [C] (productie 23; verklaring van [D] van 20 december 2010). [B] heeft haar belang in Victoria Asigurari op 21 februari 2011 overgedragen aan OPF, op dat moment gecontroleerd door [C] , terwijl enkele dagen later ook het 26,75%-belang in Victoriabank door OPF is verkregen. Uiteindelijk heeft OPH – gecontroleerd door [C] – haar 100%-belang in OPF vervreemd tegen een koopprijs van in elk geval USD 75 miljoen. Telkens was [C] op enigerlei wijze betrokken – zo niet rechtstreeks als partij (bijvoorbeeld in de onder 2.8 sub (ii) van het tussenarrest bedoelde notariële akte), dan toch omdat zijn zuster of een door hem gecontroleerde vennootschap als verkrijger of vervreemder optrad. Ook indien moet worden aangenomen dat aan de verkrijgingen door OPF van de aandelen Victoria Asigurari en Victoriabank in relatie tot de respectieve vervreemders een overeenkomst ten grondslag ligt die de verrijking van OPF althans in de verhouding tussen de respectieve vervreemders en OPF rechtvaardigt (en die daarmee eveneens de indirecte verrijking in de verhouding tussen OPH en de vervreemders rechtvaardigt), moet gelet op de genoemde bijzondere omstandigheden worden aangenomen dat de verrijking van OPH is geschied ten koste van [X] c.s. De omstandigheid dat [X] c.s. de controle over hun aandelenbelangen al met de executie van de vonnissen van 11 en 19 maart 2010 hadden verloren, staat hieraan in de gegeven omstandigheden niet in de weg (vgl. HR 30 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7928,
NJ2007/165 en HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ5986,
NJ2012/495).
NJ2015/478 (Gazprombank). De Hoge Raad overwoog:
nietvoor erkenning in aanmerking komen. Dit komt erop neer dat zij dienen te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken dat aan (ten minste) een van deze voorwaarden (i) tot en met (iv) niet is voldaan.
nomineesin eerste aanleg is verschenen terwijl zij wél hoger beroep en cassatieberoep hebben ingesteld, telkens onder meer aanvoerend dat zij in eerste aanleg niet waren opgeroepen. Dat geldt niet alleen voor de zaken betreffende Victoria Asigurari (productie 61a, 61b en 61c) en AVB Prim (productie 62a, 62b en 62c), maar ook voor Financiar (productie 63a, 63b en 63c), Provileg (productie 64a, 64b en 64c) en Maxim Profit (productie 65a, 65b en 65c). Mede nu OPH deze stellingen slechts bij gebrek aan wetenschap heeft betwist, is het hof van oordeel dat tegen deze achtergrond in onderhavige procedure ervan kan worden uitgegaan dat de betekening van de dagvaardingen in de zaken betreffende Victoria Asigurari en AVB Prim inderdaad niet heeft plaatsgevonden. Overigens stroken ook deze stellingen met de verklaring van [E] (zie onder 2.14 van het tussenarrest).
forced to personally take part in [C] ’s seizure of the Victoriabank’ en dat ‘
under blackmail, I[ [E] , toev. hof]
promised [C] that I would resolve the issue of taking the Victoriabank shares away from [X] and [Y]’, terwijl Muruianu, president van de Hoge Raad, volgens [E] de persoon was die lagere rechters zou geruststellen dat hun op instructie van [C] genomen beslissingen zouden worden bekrachtigd.
grieven 2 en 4falen daarmee.