ECLI:NL:GHAMS:2019:2470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
R 000811-18 (552a Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van klaagschrift inzake vernietiging van in beslag genomen goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klaagschrift van een klager die de teruggave van in beslag genomen goederen, te weten een laptop en een mobiel, vorderde. Het klaagschrift was op 23 juli 2018 ingediend en de advocaat-generaal had op 12 december 2018 aangegeven dat er geen strafvorderlijk belang was om de goederen niet terug te geven. Echter, op 30 januari 2019 werd aan klager medegedeeld dat de in beslag genomen goederen abusievelijk waren vernietigd. De advocaat-generaal stelde dat het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar het hof oordeelde anders.

Het hof oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn beklag, omdat de goederen niet in overeenstemming met de wettelijke voorschriften waren vernietigd en er geen machtiging was verleend zoals vereist in artikel 117, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een beëindiging van het beslag en dat het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave verzette. Het hof gelastte de teruggave van de goederen aan klager, ondanks de feitelijke onmogelijkheid om aan deze last te voldoen. Klager werd gewezen op de mogelijkheid om schadevergoeding te vragen bij het openbaar ministerie voor de abusievelijke vernietiging van de goederen.

De beslissing van het hof was dat het klaagschrift gegrond werd verklaard en dat de teruggave van de in beslag genomen goederen werd gelast. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken in de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000811-18 (552a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000570-16
Beschikking op het klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans verblijvende te PI Zaanstad te Westzaan.

1.Inhoud klaagschriftHet klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klager van de hierna genoemde voorwerpen: een laptop en een mobiel.

2.2. ProcesgangHet klaagschrift is op 23 juli 2018 bij het hof ingekomen.

Op 12 december 2018 is het standpunt van de advocaat-generaal ingekomen, inhoudende dat er geen strafvorderlijk belang is om de in het klaagschrift vermelde in beslag genomen goederen niet terug te geven.
Bij brief van 30 januari 2019 is namens de advocaat-generaal aan klager medegedeeld dat uit de naslag in de systemen is gebleken dat de betreffende goederen abusievelijk zijn vernietigd. Klager is daarbij gewezen op de mogelijkheid een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij het arrondissementsparket Noord-Holland (Haarlem), afdeling Beleid & Strategie.
Bij brief van 13 februari 2019 is deze mededeling aan de advocaat van klager verzonden, waarbij de advocaat-generaal het standpunt heeft ingenomen dat het beklag bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer en heeft de advocaat-generaal, klager en de advocaat van klager, mr. H.J.G. Dudink, op 19 februari 2019 ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.

3.Beoordeling

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn klaagschrift, nu gebleken is dat de in beslag genomen goederen abusievelijk zijn vernietigd. Klager is daarbij nogmaals gewezen op de mogelijkheid een verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij het arrondissementsparket Noord-Holland (Haarlem), afdeling Beleid & Strategie.
Klager is ontvankelijk in zijn beklag. De goederen zijn immers kennelijk niet in overeenstemming met de wettelijke voorschriften, en zonder de machtiging als bedoeld in artikel 117, eerste lid, Sv, vernietigd, zodat van een beëindiging van het beslag geen sprake is (HR19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:949).
Het hof zal, nu het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet, de teruggave van de goederen aan de klager gelasten. Dat aan die last tot teruggave niet kan worden voldaan, staat aan het geven van die last niet in de weg (HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9413).
Het hof ziet in hetgeen door en namens klager bij de behandeling van het klaagschrift naar voren is gebracht geen belang, laat staan een noodzaak, om nader onderzoek te doen verrichten naar de gang van zaken bij de vernietiging.
Het hof merkt in verband met de feitelijke onmogelijkheid om aan de last tot teruggave te kunnen voldoen op dat, zoals voormeld klager zich tot het openbaar ministerie kan wenden met een verzoek tot schadevergoeding ter zake de abusievelijke vernietiging van de betreffende voorwerpen (vgl. HR 25 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC8663,
NJ1991/823).
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat de teruggave van de goederen moet worden gelast.

4.4. BeslissingHet hof:

Verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan klager.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. S. Clement en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 5 maart 2019.