ECLI:NL:HR:2011:BP9413
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggave van beslag in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een beklag over beslag, ingediend door een klager die zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De Rechtbank had het beklag gegrond verklaard, maar het verzoek tot teruggave van het beslag niet-ontvankelijk verklaard. De klager, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.H. Woelinga, stelde dat de Rechtbank in strijd met artikel 552a, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld door geen last tot teruggave te geven, ondanks het gegronde beklag.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de wettelijke bepaling had miskend. Artikel 552a, zevende lid, Sv bepaalt dat als de rechtbank het beklag gegrond acht, zij de daarmee overeenkomende last moet geven. De Hoge Raad concludeerde dat het niet geven van een last tot teruggave, terwijl het beklag gegrond is verklaard, in strijd is met de wet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet in strafrechtelijke procedures, vooral met betrekking tot de rechten van de klager in beslagzaken. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van individuen in het strafrecht.