ECLI:NL:HR:2011:BP9413

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01263 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave van beslag in strafrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een beklag over beslag, ingediend door een klager die zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De Rechtbank had het beklag gegrond verklaard, maar het verzoek tot teruggave van het beslag niet-ontvankelijk verklaard. De klager, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.H. Woelinga, stelde dat de Rechtbank in strijd met artikel 552a, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld door geen last tot teruggave te geven, ondanks het gegronde beklag.

De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de wettelijke bepaling had miskend. Artikel 552a, zevende lid, Sv bepaalt dat als de rechtbank het beklag gegrond acht, zij de daarmee overeenkomende last moet geven. De Hoge Raad concludeerde dat het niet geven van een last tot teruggave, terwijl het beklag gegrond is verklaard, in strijd is met de wet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet in strafrechtelijke procedures, vooral met betrekking tot de rechten van de klager in beslagzaken. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechtsbescherming van individuen in het strafrecht.

Uitspraak

24 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/01263 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 10 december 2009, nummer RK 09/1304, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. D.H. Woelinga, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat de Rechtbank in strijd met het bepaalde in art. 552a, zevende lid, Sv niet een last tot teruggave heeft gegeven.
2.2. De Rechtbank heeft het door de klager gedane beklag gegrond verklaard en het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk verklaard. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven. Het beklag dient te dien aanzien dan ook gegrond te worden verklaard.
Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of het schip dient te worden teruggegeven aan klager of een ander, nu sprake is van meer dan een belanghebbende, overweegt de rechtbank dat Justitie thans niet meer over het schip beschikt. Derhalve kan de rechtbank geen bevel tot teruggave geven en wordt het verzoek tot teruggave niet-ontvankelijk verklaard. Dit laat onverlet dat de rechtbank het mogelijk acht dat, zoals de officier van justitie heeft gesteld, belanghebbende [belanghebbende] als eigenaresse van het schip moet worden gezien."
2.3. Art. 552a, zevende lid, Sv bepaalt dat als de rechtbank het beklag gegrond acht, zij de daarmee overeenkomende last geeft. De Rechtbank heeft die bepaling miskend door enerzijds het beklag gegrond te achten doch anderzijds het verzoek van de klager tot teruggave niet-ontvankelijk te verklaren. Aan het geven van een last tot teruggave aan de beslagene staat niet in de weg dat aan de last niet kan worden voldaan, bijvoorbeeld omdat de zaak inmiddels aan een ander is afgegeven.
2.4. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.