Uitspraak
1.Ontstaan en loop van het geding
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.2. Feiten
18 Aanmerkelijk belang” de volgende rubrieken opgenomen en ingevuld:
De overledene en/of haar partner hield een aanmerkelijk belang in [X] B.V. (…).
Op grond van artikel 4.16 lid 1 sub e Wet IB 2001 is er, wanneer een aanmerkelijk belanghouder overlijdt, sprake van een fictieve vervreemding van de aandelen.
In de aangifte hebt u geen vervreemdingsvoordeel aangegeven. Ik verzoek u aan te geven waarom niet.
Daarnaast verzoek ik u de volgende informatie te verstrekken:
[naam belanghebbende] was volgens de aangifte gehuwd.
Welk huwelijksgoederenregime was van toepassing?”
(…)
[naam belanghebbende] en cliënt waren in gemeenschap van goederen gehuwd, het bestuur over de aandelen in de bv behoorde toe aan cliënt.”
- U vraagt mij hoe het overlijden van een belastingplichtige bekend wordt bij de Belastingdienst. Dat werkt zo: het bestand BVR (‘beheer van relaties) is gekoppeld met de GBA van de gemeente. Als aangifte van overlijden bij de gemeente wordt gedaan, dan komt dat in de GBA en de GBA is dus gekoppeld aan het BVR. Zo wordt het overlijden bekend bij de Belastingdienst. De aanslagregelaar ziet dit niet in zijn scherm als hij of zij de aanslag wil regelen. Als een ‘mens van vlees en bloed’ de aanslag gaat vaststellen moet die persoon het BVR raadplegen om te weten te komen of iemand is overleden. Het is geen standaardinstructie dat dit moet gebeuren. In het geval de aangifte automatisch wordt afgedaan - een ‘systeemaanslag’ - werkt het anders. Het computersysteem is wel gekoppeld met het BVR. Als er een aangifte binnenkomt vindt er een controle plaats; het systeem gaat kijken of er onregelmatigheden of contradicties in de aangifte zitten. Dat was hier dus het geval. Namens belanghebbende is aangegeven dat zij het gehele jaar gehuwd is geweest, terwijl zij in de loop van het belastingjaar was overleden. Het systeem constateert dat dit tegenstrijdig is en corrigeert dit. De vraag die belanghebbende met
“Ja”heeft beantwoord, namelijk de vraag
“Bent u het hele jaar gehuwd”, wordt door het systeem in een
“Neen”gewijzigd. U vraagt mij of het systeem dan zelfstandig de aangifte van belanghebbende gaat aanpassen. Neen, dit doet het systeem alleen om de onregelmatigheid eruit te halen en de aangifte consistent te maken en zodoende door het aangifteproces te loodsen. Daarna worden de beantwoorde vragen ‘teruggezet’ zoals zij zijn beantwoord in de aangifte. Hier zie je dat ook, in de uitdraaigegevens van de aangifte IB/PVV 2010 van belanghebbende is de vraag
“Bent u het hele jaar gehuwd”met
“Ja”beantwoord. Ik heb de systemen geraadpleegd en ik kan zien dat het computersysteem de hiervoor genoemde onregelmatigheid heeft geconstateerd. Het is dan echter niet zo dat het systeem de aangifte als risicovol aanmerkt en uitwerpt.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
Nieuw feit11. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet rijksbelastingen (Awr) kan, indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gebleven of tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Op de inspecteur rust de bewijslast aannemelijk te maken dat aan de vereisten van dit artikel is voldaan.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184 immers geoordeeld: “Voor twijfel is geen aanleiding indien de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de in de aangifte opgenomen gegevens juist zijn”.