4.6.De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel – voor zover in hoger beroep van belang – als volgt beoordeeld:
“ 1. Ingevolge artikel 3.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001) is de belastbare winst uit onderneming het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen verminderd met de ondernemersaftrek en de MBK-winstvrijstelling.
2. Ingevolge artikel 3.79a van de Wet IB 2001 (tekst 2012) bedraagt de MKB-winstvrijstelling 12% van het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen nadat dit bedrag is verminderd met de ondernemersaftrek.
(…)
4. Tijdens de behandeling van de Wet werken aan winst, Stb. 2006, 631 is door de wetgever met betrekking tot de MKB-winstvrijstelling in de Tweede Kamer - voor zover van belang - het volgende opgemerkt:
“De leden van de PvdA-fractie en de VVD-fractie vragen of de MKB-winstvrijstelling meebrengt dat 10% van een verlies niet meer aftrekbaar is. Ook de leden van de SGP-fractie vragen hiernaar. Voor het antwoord op deze vraag is het wellicht goed om nog kort op de achtergrond van de MKB-winstvrijstelling in te gaan. Beoogd is een tariefverlaging voor MKB-winst binnen alle tariefschijven van de IB. Een regelrechte tariefverlaging voor winstinkomen brengt in het huidige systeem voor de inkomstenbelasting echter lastige complicaties met zich, bijvoorbeeld op het gebied van verrekening van verliezen met andere vormen van inkomen gedurende het jaar en op het gebied van verliesverrekening over de jaargrens heen. Daarom is gekozen voor een alternatieve vormgeving waarbij de tarieven in stand blijven, maar waarbij de in aanmerking te nemen winst (de grondslag) door middel van een vrijstelling met 10% wordt verkleind.
Zoals gebruikelijk dient het begrip winst algebraïsch te worden opgevat, waardoor dit begrip zowel positieve als negatieve winsten (verliezen) omvat. De MKB-winstvrijstelling is dus ook van toepassing in geval van verlies. Dit is ook nodig om te bereiken dat het effect van de vrijstelling overeenkomt met dat van een verlaging van de tarieven. Het niet toepassen van de MKB-winstvrijstelling in verliessituaties zou namelijk materieel neerkomen op een gedifferentieerd tariefsysteem, waarbij verliezen (materieel) tegen hogere tarieven (maximaal 52%) worden vergolden, dan de tarieven waartegen winsten kunnen worden belast. Dit geldt niet alleen voor ondernemingsverliezen die binnen een belastingjaar zelf kunnen worden afgezet tegen ander inkomen binnen box 1, maar ook voor verliezen die naar een vorig jaar worden teruggewenteld dan wel naar een volgend jaar vooruitgewenteld om daar te worden verrekend met winst waarop de MKB-winstvrijstelling is toegepast. Over een aantal jaren gemeten zou dit ertoe leiden dat winst die per saldo is behaald door een ondernemer met een of meer verliesjaren, effectief tegen een lager tarief belast zou worden, dan dezelfde winst zonder verliesjaren. Een dergelijk resultaat zou onevenwichtig zijn. Het effect zou vergelijkbaar zijn met een Vpb-tarief van 25,5% voor winsten en van circa 31% voor verliezen.”
(Kamerstukken II 2005/06, 30.572, nr. 8, p. 20)
5. In de parlementaire geschiedenis is de werking van de MKB-winstvrijstelling in verliessituaties met het volgende voorbeeld verduidelijkt (uitgaande van een MKB-winstvrijstelling van 10% zoals bij de invoering ervan):
“Als de MKB-winstvrijstelling niet zou gelden voor verliezen, zouden deze feitelijk tegen een hoger tarief aftrekbaar zijn. (…)
Situatie 1: jaar 1 en jaar 2 winst
Jaar
1
2
Totaal
Winst
100
100
200
MKB-winstvrijstelling
10
10
20
Belastbare winst
90
90
180
Situatie 2: jaar 1 winst en jaar 2 verlies
Jaar
1
2
Totaal
Winst
300
-100
200
MKB-winstvrijstelling
30
-10
20
Belastbare winst
270
-90
180
Als de MKB-winstvrijstelling in situatie 2 niet zou worden toegepast op het verlies in jaar 2, zou de belastbare winst over jaar 1 en jaar 2 samen zijn uitgekomen op 170 (270-100). De uitkomst in situatie 2 zou dan gunstiger zijn dan in situatie 1, terwijl de totale winst in situatie 1 en 2 gelijk is.
(Kamerstukken II 2006/07, 30.572, nr. 12, p. 9-10)”.
(…)
7. Eiser stelt dat het optellen van de MKB-winstvrijstelling bij zijn ondernemingsresultaat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. De wetgever heeft onder ogen gezien dat onverkorte toepassing van de MKB-winstvrijstelling er toe kan leiden dat winst die per saldo is behaald door een ondernemer met een of meer verliesjaren, effectief tegen een lager tarief zal worden belast, dan dezelfde winst zonder verliesjaren en heeft voor die gevallen een regeling willen treffen door het verlies op een lager bedrag vast te stellen. Aldus heeft de wetgever een redelijke rechtvaardiging voor de beperking van te verrekenen verliezen kunnen vinden in het uitgangspunt dat ondernemers, ongeacht het verloop van de resultaten van hun ondernemingen, in gelijke mate moeten worden belast en is tevens recht gedaan aan het beginsel dat een ondernemer voor het totaal van de door hem met zijn onderneming behaalde winst dient te worden belast (Gerechtshof ’s-Gravenhage 21 juli 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2677). Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel faalt derhalve.”