Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 2.452 heffingsrente in rekening gebracht.
Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking € 7.655 heffingsrente in rekening gebracht.
mr. W.Y. Ip namens de inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.2. Feiten
Bij brief van 26 november 2014 gericht aan eiseres heeft verweerder onder meer het volgende geschreven:
De taxateur heeft mij te kennen gegeven dat inzake de parkeerplaats rekening is gehouden dat hier twee eigenaren zijn. Voor de woning is de taxatie gebaseerd op basis van de waarde in economisch verhuurde staat van de beletage en niet van de WOZ. De totale waarde is getaxeerd op € 345.000.
Na enige correspondentie tussen verweerder en de gemachtigde van eiseres heeft verweerder de navorderingsaanslag met dagtekening 19 september 2015 opgelegd.”
Aangegeven verzamelinkomen € 18.136
Totale winstcorrectie
€ 60.324+
Verzamelinkomen na correctie € 78.460”
onderneming naar privé is overgegaan.
3.3. Geschil in hoger beroep
- of de inspecteur op de voet van artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bevoegd was om de te weinig geheven belasting van belanghebbende na te vorderen ter zake van de overgang van het pand naar privé bij staking van de door belanghebbende gedreven onderneming, en
- of gelijktijdig met de navorderingsaanslag terecht heffingsrente in rekening is gebracht.
4.4. Beoordeling van het geschil
Hof: het arrest betrof een geval waarin de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt].
In voormeld arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het nalaten de geautomatiseerde afdoening van aangiften te blokkeren nadat de onjuistheid van die aangiften bij een boekenonderzoek aan het licht was gekomen, een fout inhield als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel c, AWR. Desalniettemin achtte de Hoge Raad de inspecteur niet zonder meer bevoegd tot navordering. Daartoe overwoog de Hoge Raad het volgende:
Hof: het betrof een geval waarin een aanslag rioolheffing van € 235 was opgelegd, terwijl een aanslag van € 258 opgelegd had moeten worden. De te weinig geheven belasting (€ 23) werd nagevorderd]. In r.o. 3.3.1 en 3.3.2 van dit arrest is het volgende overwogen:
Kamerstukken II, 2009/10, 32 129, nr. 3, blz. 25).
Kamerstukken II, 2009/10, 32 129, nr. 3, blz. 25).
Kamerstukken II2009/10, 32 129, nr. 8, blz. 50).
belastingplichtige, niet kenbaar dat de aanslag onjuist was. Anders dan de rechtbank heeft overwogen (uitspraak rechtbank, r.o. 12) was de onjuistheid van de aanslag voor haar niet in één oogopslag kenbaar, aldus belanghebbende.
in de brief van de inspecteur van 2 juli 2014 is niet de door de inspecteur getaxeerde
waarde van het pand vermeld;
2014 over een afschrift van het taxatierapport;
augustus 2014 geeft op geen enkele wijze de indruk dat een fout is gemaakt, te meer daar
[V] bij ontvangst van die brief niet op de hoogte kon zijn van de taxatiewaarde van het
pand;
geweest;
zonder begeleidend schrijven doorgezonden naar belanghebbende;
overeen met het in de brief van 21 augustus 2014 vermelde verzamelinkomen, zodat –
bezien in samenhang met die brief – veeleer de indruk ontstaat dat de aanslag naar het juiste
bedrag is opgelegd, en
voor belanghebbende niet kenbaar was dat de aanslag onjuist was.
De inspecteur heeft de fout ten gevolge waarvan de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld gekwalificeerd als een ‘overnamefout’. Het Hof volgt de inspecteur hierin.
In de brief van 21 augustus 2014 is na een op zichzelf juiste vermelding van de omvang van de correctie van de winst ad € 206.775, bestaande uit het verschil tussen de door de inspecteur getaxeerde waarde van het pand ten tijde van de overgang naar privé ad
€ 345.000 en de in de aangifte vermelde waarde van het pand bij overgang naar privé ad 138.225, een berekening van de winstcorrectie opgenomen welke uitkomt op een bedrag van € 60.324. Deze berekening kwam € 121.638 te laag uit, doordat in de eerste regel van die berekening betreffende de “Waarde bedrijfspand naar privé” niet het (juiste) bedrag van
€ 345.000 is vermeld (overgenomen), maar het hiervoor vermelde bedrag van € 206.775.
Deze overnamefout heeft vervolgens doorgewerkt in een te laag verzamelinkomen na correctie en in de – naar het Hof begrijpt – op deze berekening gebaseerde aanslag; dat op de brief van 21 augustus 2014 nog een (nadere) beoordeling door de inspecteur is gevolgd, is althans niet gesteld of gebleken. Evenbedoeld doorwerken noch de door belanghebbende aangevoerde omstandigheid dat de aanslag is gedagtekend 12 december 2014, dat wil zeggen enige maanden na de correctiebrief van 21 augustus 2014, doen aan de aard van de door de inspecteur gemaakte fout af. Naar het oordeel van het Hof gaat het hier niet om een fout welke te wijten is aan een onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de omvang van de verschuldigde belasting of aan een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht. Hieruit volgt dat de gemaakte fout een fout is als bedoeld in artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, AWR, zodat de inspecteur in beginsel bevoegd is tot navordering op de voet van die bepaling.
Een situatie als bedoeld in r.o. 4.3.4 van de hiervoor vermelde uitspraak doet zich in het onderhavige geval niet voor.
- de vermelding van de omvang van de correctie op de aangegeven waarde van het pand bij
overgang naar privé in de brief aan [V] van 21 augustus 2014 en in de brief aan
belanghebbende van 26 november 2014;
- de omstandigheid dat belanghebbende zich liet bijstaan door [V] . Zo is de aangifte
ib/pvv 2014 door [V] gedaan, is met [V] daarover door de inspecteur
gecorrespondeerd en heeft [V] na ontvangst van de aanslag door belanghebbende –
naar belanghebbende ter zitting van het Hof heeft verklaard – van die aanslag kennis
genomen.
Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de kennis van [V] in dit verband aan belanghebbende kan worden toegerekend en dat van een professionele (fiscale) bijstandsverlener als [V] in redelijkheid mag worden verwacht dat zij bij kennisneming van de aanslag het volgens die aanslag te betalen bedrag aan belasting vergelijkt met het bedrag dat verschuldigd zou zijn volgens de ingediende aangifte, met inachtneming van de daarbij door de inspecteur aangekondigde winstcorrectie van € 206.775.
De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, voor zover deze betrekking heeft op de beschikking heffingsrente.
5. Kosten
Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) stelt het Hof het bedrag van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten overeenkomstig het in de bijlage van het Besluit opgenomen tarief vast op:
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het betrekking heeft op de navorderingsaanslag;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de gelijktijdig met de
navorderingsaanslag genomen beschikking heffingsrente;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het bezwaar en die uitspraak geacht
moeten worden betrekking te hebben op de gelijktijdig met de navorderingsaanslag
genomen beschikking heffingsrente;
- vernietigt de gelijktijdig met de navorderingsaanslag genomen beschikking heffingsrente;
- veroordeelt de inspecteur tot het aan belanghebbende vergoeden van een bedrag aan
proceskosten van € 2.004, en
- draagt de inspecteur op het door belanghebbende voor de behandeling van het beroep en
hoger beroep door de Rechtbank Noord-Holland en het Gerechtshof Amsterdam betaalde
griffierecht van (Rechtbank: € 46 + Hof: € 124 =) € 170 aan belanghebbende te vergoeden.